Ga naar hoofdinhoud

Lange startlijsten

Zoals andere ondernemers dagelijks naar hun bedrijf rijden, zo reizen springruiters wekelijks naar een concours. Springruiters zijn ondernemers, ze maken springpaarden. Die worden als grazer geboren, maar daar moeten ruiters dan nog wel een atleet van maken. In tegenstelling tot de dressuur, kan dat in de springsport alleen op concours. Oké, ik ken dressuurpaarden (en –ruiters!) die nergens tegen kunnen omdat ze in hun leven veel te weinig hebben meegemaakt, maar dat is een ander verhaal. Technisch gesproken kan een dressuurpaard de complete Grand Prix thuis leren.


Het vertrouwen om een 1,60-parcours te springen moet een paard wekelijks opbouwen op telkens weer andere locaties. Daarom zijn de vrachtwagens van springruiters veel groter dan die van hun dressuur rijdende collega’s. Elke week met een vrachtwagen vol paarden op concours gaan kost veel geld. Daarom zijn springruiters ook ondernemers: ze moeten op de kosten letten. Met de goede opleiders van springpaarden hoeven we geen medelijden te hebben, maar de inschrijfgelden op internationale evenementen zijn aanzienlijk.

In de winter hadden springruiters al langere tijd een probleem om hun paarden op concoursen op te leiden. In de beperkte hallen van het indoorcircuit zijn er gewoon niet genoeg startplaatsen. Op CSI Twente deed het probleem zich ook in een zomerse hoedanigheid voor. Het klasje Qatari van Markus Fuchs, de Argentijnen van Bert Romp, de Italianen van Hans Horn, iedereen wilde meedoen. Samen met het Hollandse handelsgilde, de Tukkers en de topruiters die de organisatie graag aan de start wilde hebben, werd dat een beetje veel. Extreem lange startlijsten stelden het zitvlees op de proef.

Nu sponsoring een aanzienlijk kleinere bijdrage levert aan de kostbare organisatie van concoursen, krijgen de ruiters zelf meer en meer de rekening gepresenteerd. Ik vind dat volkomen logisch: de ruiter-ondernemer heeft een zakelijk belang bij deelname aan een concours. Vaak neemt hij ook nog eens klanten of leerlingen mee waar hij geld aan verdient, dus ruiters moeten niet mekkeren als zij mee moeten helpen om de concoursen in de benen te houden.

Uiteindelijk zijn er twee dingen nóg belangrijker dan de bankrekeningen van wedstrijdorganisatoren en springruiters: de sport en het publiek. Een CSI3* als CSI Twente onderscheidt zich van de één- en tweesterrenfabrieken doordat het de pretentie heeft van topsport. En dat is per definitie een kwestie van kwaliteit, niet van kwantiteit. Alleen door mooie, spannende sport raken de blauwe kuipstoeltjes gevuld. Als die ook op zondag leeg blijven, lopen de laatste sponsors weg. En moeten de ruiters de hele rekening betalen.

Dirk Willem Rosie, hoofdredacteur ([email protected])
Deze opinie verscheen woensdag 3 juli 2014 in De Paardenkrant

2 reacties op “Lange startlijsten

  • Wendy van den Barselaar

    Klopt helemaal, maar hoe ziet leuke spannende sport eruit? Dat moet in ieder geval niet op dierenmishandeling lijken. Al zit er maar één combinatie tussen die een vervelend beeld geeft en springen er 49 gelukkige atleten rond, die ene is meestal toch wat de kijker bij blijft.
    Hierbij een heel concreet voorstel. Stel een publieksprijs is voor het gelukkigste paard van de rubriek. Dus niet degene die het hoogste of snelste springt, maar het paard dat het meest zijn best doet voor zijn ruiter. Geef er genoeg publiciteit aan en ik denk dat de kuipstoeltjes dan heel snel volstromen.

  • Wendy van den Barselaar

    Overigens moeten dressuurpaarden toch ook wel op concours gaan om te leren met vertrouwen op vreemde locaties een mooie grand prix proef te rijden. Dat geldt toch niet alleen voor springpaarden.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.