Ga naar hoofdinhoud

Jureren blijft leren

Het valt soms niet mee om jury te zijn. De ene bijscholing is nog niet achter de rug of er volgt een nieuwe reglementswijziging. Heb je die verwerkt, komen er rolstoelers in de baan. Nu komen de ruiters met bitloze paarden in de ring. Wat moeten we daar nu weer mee?

De KNHS organiseerde een proefwedstrijd en heeft een werkgroep ingesteld om de mogelijkheden voor de integratie van bitloos rijden te onderzoeken. De eerste conclusies over geschikte optomingen zijn er al. Dat was blijkbaar niet al te ingewikkeld. Bitloos is niet per definitie paardvriendelijk, zo blijkt. De werkgroep kon een duidelijk onderscheid maken tussen bitloze optomingen die daadwerkelijk paardvriendelijk inwerken en de versies die net als een bit een pijnlijke ervaring kunnen vormen.

Lastiger is het onderdeel jureren. Hoe moet je een bitloze combinatie beoordelen? Vooral de laatste cijfers op de protocollen, zoals de onderdelen waar het de aanleuning betreft bezorgen de jury enige hoofdbrekens. Aanleuning zonder bit? Eenzelfde probleem kent de jurering waar het de recente integratie van de aangepaste sport betreft. Ook daar weet men zich niet altijd raad mee. Iemand die een been mist mag ter compensatie in alle klassen met een zweep aan die kant rijden. Ook speciale beugels en teugels komen voorbij.

Ik heb zelfs een jurylid horen roepen dat het oneerlijk is! Al die hulpmiddelen die maar gebruikt mogen worden zouden de valide ruiters benadelen…. Nou, ik zou zeggen, laat je ene been eens een uurtje fixeren met een beugel. Stap op je paard en rij de proef die je vorige week ook nog reed eens na, met een zweep aan die kant. Of bind je ene arm aan je lijf vast en rij je proef op één hand. Ik ben benieuwd of je dan vindt dat valide collega’s benadeeld worden met de dispensatie die je op basis van een nauwkeurige test hebt verkregen.

Welbeschouwd is het allemaal niet zo moeilijk als men denkt. Als jury beoordeel je de precisie en de afwerking van de oefeningen en de lijnen, iets dat geen probleem hoeft te zijn, met of zonder bit en met of zonder benen. Houding en zit van de ruiter kunnen in geval van een handicap een afwijkend beeld geven. Tegen iemand met een flinke scoliose kun je niet zeggen “meer rechtop zitten”, maar daarvoor hoef je geen expert te zijn. Een bitloze optoming heeft geen enkele invloed op dit onderdeel. Ook het effect van de hulpen is in beide gevallen net zo zichtbaar als bij de gemiddelde combinatie met bit en valide ruiter.

Door de gehele proef beoordeel je het gaan van het paard. Is er sprake van tact en regelmaat in de gangen? Gaat het paard in balans en blijft het in balans in de overgangen? Is er voldoende ruimte in de beweging? Beweegt het paard los door het lijf en is er sprake van voldoende rechtgerichtheid en lengtebuiging? Is de hals voldoende op lengte met een voorwaartse deining en met de neus aan of een fractie voor de loodlijn? Is er daarbij sprake van voldoende oprichting en verzameling gerelateerd aan de klasse waarin gereden wordt? Dat alles met de gevraagde mate van impuls?

Indien aan bovenstaande voorwaarden wordt voldaan met een paard dat alert, doch ontspannen naar de ruiterhand toe loopt, is er sprake van aanleuning. Of er nu een bit in hangt of dat er op een neusriem wordt gereden, door een ruiter met alle ledematen of de helft, zijn zaken die aan het juryoog moeten ontsnappen om de blik zuiver te houden op het scala der africhting.

Natascha Meijer, redacteur
Deze column verscheen vrijdag 17 juli in De Paardenkrant

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.