Paardrijles geven klinkt minder ingewikkeld dan het is. Wanneer je als handige ruiter zonder voorbereiding en voorkennis in de baan gaat staan, zal je merken dat je snel met je mond vol tanden staat. Om een goede instructeur te worden is een gedegen opleiding nodig, waarbij je leert hoe je de leerlingen moet benaderen, wat je kinderen van verschillende leeftijden wel en niet kunt leren en wat voor een lesdoelen je kan en moet stellen.
Lichaamstaal
Wat voor lessen je ook wilt geven, de basis blijft altijd hetzelfde. “Vraag jezelf goed af waarom je wilt lesgeven voordat je ermee begint”, vertelt Martin van den Brink. Hij was werkzaam bij de KNHS-afdeling Opleidingen en verzorgde de lessen didactiek en pedagogiek voor de ORUN niveau 3 instructeursopleidingen. Ook heeft Van den Brink de pabo afgerond en staat hij zelf regelmatig voor de klas. “De instructeur moet altijd boven de stof staan. Hetgeen waarin je lesgeeft moet je zelf goed beheersen. Zorg ook dat je inzicht in jezelf hebt: wie ben ik, waar kom ik vandaan en wat wil ik? Wanneer je lesgeeft is het heel belangrijk dat je zelf enthousiast bent. Sta actief in de baan en straal uit wat je van de leerlingen verwacht. Bedenk dat het grootste deel van wat je aan je leerlingen vertelt vanuit je lichaamstaal komt! Het maakt een groot verschil of je als instructeur op een krukje in de hoek hangt of wanneer je actief in de baan staat en dingen uit kunt beelden.”
Lesdoel
Om de verwachtingen van instructeur en leerling duidelijk te houden is het belangrijk altijd een lesdoel te stellen, zodat je naar een duidelijk doel kan werken. Van den Brink: “Zeker in de paardensport worden die lesdoelen wel voortdurend bijgesteld. Bijvoorbeeld wanneer een paard een keer erg heet of schrikachtig is. Daarom is het ook belangrijk om als instructeur eerst te kijken wie of wat je in de baan hebt en dan pas aan het lesgeven te beginnen. Over een langere periode samen heten deze lesdoelen een leerlijn. Dit betekent dat instructeur en ruiter weten waar ze bijvoorbeeld over een halfjaar of een jaar willen staan met het paard.”
Bij een manegeles kan het lesdoel heel anders zijn dan bij een verenigingsles of privéles. Manegeruiters zijn vaak minder ervaren, hebben geen eigen paard en daardoor ook vaak een ander einddoel. Ruiters die meerijden in een groepsles op een rijvereniging hebben meestal wel een eigen paard, waarmee ze zich meer gerichte doelen kunnen stellen. Wanneer ruiters privéles nemen, willen zij veelal serieus iets leren en het maximale uit hun ruitercarrière halen. De scheiding tussen deze drie groepen lessen kan in elkaar overlopen. Iemand kan bijvoorbeeld zowel groepslessen als privélessen volgen.
Manier van aanpak
Bij de verschillende lessen horen verschillende manieren van aanpak. “Voor de manegeruiter zal paardrijden meestal een vorm van ontspanning en plezier zijn. Wanneer je lesgeeft, betekent dit dat je de combinaties veelal bezighoudt met het rijden van figuren, waarbij je steeds alles goed moet uitleggen. De rijtechniek komt wel aan de orde, maar heeft niet de hoogste prioriteit. Ook het feit dat ruiters vaak iedere les op een ander paard zitten heeft invloed op de les. Het is zo moeilijker naar een vastomlijnd doel te werken en je zal vaker moeten ingrijpen op situaties die zich alleen op dat moment voordoen. Niet een hoge rijtechnische scholing, maar vooral het plezier staat voorop”, legt Martin van den Brink uit.
Een verenigingsles bestaat doorgaans uit een erg diverse groep ruiters. “Dit kunnen zowel beginnende ruiters zijn die nog niet zo lang een eigen paard hebben, als ruiters die al jarenlang in de wedstrijden meedraaien. Daarom is het belangrijk goed te weten wie je in de les hebt en het niveau van je les daarop af te stemmen. Het kan voorkomen dat ruiters van veel verschillende niveaus in één les rijden. Probeer dan, wanneer de groepsgrootte dit toelaat, iedereen voor zich te laten rijden en te werken aan de problemen die zich voordoen.”
Ruiters die privéles volgen, stellen meestal met hun instructeur een einddoel vast. “Het is het beste om dat doel goed te bespreken, zodat dit lesdoel zowel voor instructeur als leerling duidelijk en hetzelfde is. De mate van trainingsgericht rijden, doelen stellen en evalueren zal in privélessen het meest uitgebreid gebeuren. Ook bestaat tijdens privélessen de mogelijkheid uitvoerig proefgericht te trainen.”
Verschillende leeftijden
Het verschil in lesgeven aan bijvoorbeeld kleine kinderen of pubers is erg verschillend. Kinderen hebben in verschillende leeftijdscategorieën andere mogelijkheden qua beperkingen en uitdagingen. Je moet als instructeur goed rekening houden met de leeftijdscategorie, maar dit kan per kind erg verschillen. Daarom moet er in eerste instantie altijd naar de persoon zelf worden gekeken. Wel zijn er in grote lijnen verschillende fasen van ontwikkeling.
“Op de leeftijd van zes tot acht jaar beginnen de kinderen vaak met paardrijden. Bij hen staat altijd het plezier voorop. Als instructeur moet je nog geen ingewikkelde dingen willen doen. Het ontwikkelen van gevoel en balans is erg belangrijk, presteren niet”, vertelt de leraar didactiek en pedagogiek.
“Tussen hun negende en elfde levensjaar ontwikkelen kinderen hun sensomotorische vaardigheden; de fijnere bewegingen. Hierdoor krijgen ze meer gevoel, ze kunnen bijvoorbeeld nu zelf voelen dat ze op het verkeerde been lichtrijden. Aan deze leeftijdsgroep mag je een klein beetje meer doelgericht gaan lesgeven, waarbij wel de ontspanning en het plezier vooropstaan.”
Het pubergedrag komt gemiddeld vanaf de leeftijd van twaalf tot zestien jaar om de hoek kijken. “Jongens worden vaak iets lomper en gaan stoer doen. Dit is niet expres, maar ze kunnen er iets ruwer door gaan rijden. Meisjes worden onzekerder, waar je als instructeur juist in die leeftijdscategorie heel voorzichtig mee moet zijn. Lichamelijk maken zowel jongens als meisjes vaak een groeispurt, wat meestal inhoudt dat ze naar een grotere pony of zelfs paard overstappen. Bij deze groep moet je als instructeur proberen wat meer aandacht te besteden aan het ontwikkelen van groepsgevoel en meer competitiegericht rijden.”
Volgens Martin van den Brink zijn ruiters gevormd vanaf zeventien jaar en ouder. “Ze weten vaak van zichzelf wat ze kunnen en leuk vinden. Daardoor zijn de leerlingen meer bereid om te presteren. Het is heel belangrijk om deze groep op een positieve manier te benaderen, maar niet meer als kinderen. Probeer een zeventienjarige ook als volwassene te benaderen.
Basisbeginselen
Natuurlijk zal iedere rijles anders verlopen, maar toch blijven sommige zaken altijd belangrijk. De volgende basisbeginselen moeten volgens Martin van den Brink bij iedere les in het achterhoofd worden gehouden:
- Creëer een veilig klimaat voor de leerlingen
- Laat iedereen zich voorstellen in een les, zorg dat je weet wie je in de baan hebt, wat ze kunnen en wat ze willen bereiken
- Stem bij alle lessen vooraf een lesdoel vast met de leerlingen
- Evalueer de les achteraf en probeer dit volgens het ‘sandwichmodel’ te doen: vertel iets positiefs – noem de verbeterpunten – sluit weer positief af
- Houd rekening met omstandigheden van buitenaf, zoals een gehorige snelweg of ouders die langs de baan staan
- Wees eerlijk wanneer iets fout gaat, maar vooral ook als het goed gaat
- Praat met elkaar, maar niet over elkaar
- Wees consequent
- Geef complimenten aan iedereen, ook aan de minder begaafde ruiter in de les
- Behandel iedereen gelijk