Ga naar hoofdinhoud

Invloed van sportmerries op hengstenselectie

Geen enkele dressuurhengst op de KWPN Hengstenkeuring in Den Bosch dit jaar stamt in eerste, tweede of derde generatie af van een Grand Prix-merrie. Bij het springen bevinden zich onder de moeders wel merries die op het hoogste niveau of vlak daaronder presteerden. Fokmerries verschijnen niet vaak in de sport en dus zijn bij veelbelovende paarden de Grand Prix-genen hoofdzakelijk van de vaderpaarden afkomstig. De Paardenkrant Extra deed onderzoek naar de invloed van sportmerries op de hengstenselectie.

De Paardenkrant Extra voerde onderzoek uit naar de sportgenen van de (voor)ouders van hengsten die op de KWPN Hengstenkeuring aangewezen werden voor het verrichtingsonderzoek met de nadruk op sportende moeders, grootmoeders en overgrootmoeders. En kwam tot een alternatieve verwachtingswaarde. Voor dit onderzoek kregen de doorverwezen hengsten per generatie en niveau punten toebedeeld wanneer er (top)sportpaarden in de afstamming aanwezig waren. Omdat het vrij weinig voorkomt dat (ex-)fokmerries op het hoogste niveau in de sport presteren, is de standaard verlaagd, door voor elke generatie minder punten te geven voor een lager niveau.

Geen enkele dressuurhengst stamt af van een Grand Prix-merrie. Van de 33 aangewezen dressuurhengsten heeft ongeveer de helft aan moederskant een sportmerrie (eerste, tweede of derde generatie) als familielid. Een opvallend feit is dat drie aangewezen Ampère-zonen de top drie van de alternatieve verwachtingswaarde halen door hun presterende (groot)moeders.
De al Westfaals goedgekeurde dressuurhengst Flow (in Westfalen All at Once genoemd, v. Ampère) werd via de attestkeuring aangewezen voor het KWPN-verrichtingsonderzoek. Flows moeder Wijnona (v. Gribaldi) en grootmoeder Ravolite (v. Jazz) liepen op Lichte Tour-niveau. Met een score van 37,50 punten staat Flow met deze presterende moederlijn bovenaan de alternatieve verwachtingslijst.

Bij het springen bevonden zich onder de moeders in de eerste drie generaties wel merries die op het hoogste niveau of vlak daaronder presteerden. Opvallend daarbij is dat de springhengsten die het hoogst scoren met GP-genen in de moederlijn níet werden aangewezen.
Ongeveer 35 procent van alle 51 aangewezen springhengsten heeft aan moederskant merries in de afstamming die in de springsport presteerden. Over het algemeen ligt het niveau van deze sportmerries rond de 1,30 of 1,35 m. Een enkele aangewezen springhengst beschikt over een sportmoeder of grootmoeder die 1,50 m sprong. De hengstenkeuringscommissie wees maar één springhengst uit een GP-moeder aan. Dit betreft Fast Harley (v. Harley), gefokt uit de merrie Rina (v. Indorado) die sprong onder het zadel van Dennis Van Tilburg. Hiermee komt Fast Harley met 50 punten bovenaan de alternatieve verwachtingslijst.

Lees alle resultaten van het onderzoek in De Paardenkrant Extra van maart/april 2013 of neem een abonnement!

Tekst: Martina Berk

4 reacties op “Invloed van sportmerries op hengstenselectie

  • Lars Boers

    “Fokmerries verschijnen niet vaak in de sport en dus zijn bij veelbelovende paarden de Grand Prix-genen hoofdzakelijk van de vaderpaarden afkomstig.”

    Na het lezen van bovenstaande zin neem ik het artikel niet meer serieus.

    Het fundament van de fokkerij begint nog altijd bij een goede fokmerrie. Met de juiste hengstkeuze bouw je het verder op.

    Het artikel is veel te kort door de bocht.

  • Dick de Jong

    Lars, ook deze conclusie van u is kort door de bocht. Ik denk dat je eerst het hele artikel moet lezen

  • Karel de Lange

    Toch heeft Lars volstrekt gelijk. De zogenaamde spring- sport- en GP-genen zijn ontsproten aan de fantasie van de schrijver maar in de genetica bestaan ze helemaal niet.
    Als dat zo zou zijn, zouden alle kinderen van deze hengsten, die zogenaamd spring- dressuur- of GP-genen zouden doorgeven, op het internationale podium moeten schitteren. Niet is echter minder waar en is het maar een handjevol uit de duizenden kinderen die op de internationale ladder belanden. Er komt bij de prestaties veel meer kijken dan domweg aan de hengsten GP-genen toe te dichten. Met dit soort fantasie is van elk onderzoek wel een uitkomst te distilleren die het gelijk moet bevestigen.
    Uit wetenschappelijke onderzoeken van reeds in 1938 en wetenschappelijk onderzoek (Reiter Revue 11/2002) is onomstotelijk vast komen te staan dat de merries genetisch een grotere invloed hebben dan de hengsten. Een ervaringsfeit waar serieuze fokkers al veel langer kennis van hebben. Met duizenden jaren ervaring wisten de bedoeïenen dat al zeker en roofden zij om die reden alleen de merries van de naburige stammen. Vandaar dat de farao’s als eersten hun paarden naar families indeelden en de bedoeïenen deze ervaringsfeiten volgden. Een merrieveulen krijgt van de moeder en van de vader elk 1 X-chromosoom, terwijl de hengstveulens het X-chromosoom alleen van de moeder en het Y-chromosoom alleen van de vader ontvangen. In de laatste onderzoeken is vooral de aandacht gevestigd op het mitochondriënaspect. Dit zijn celorganen die hoofdzakelijk als energieleverancier voor de stofwisseling tekenen. Naast de in de celkern liggende genen bevatten de mitochondriën ook ringvormig aangelegde erfelijke informatie. De meeste lichaamscellen bevatten ongeveer 10.000 mitochondriën, die bijna uitsluitend via de moeder worden doorgegeven. Bij gebruiksdieren zijn er duidelijke aanwijzingen dat de maternale vererving voornamelijk kenmerken bevat, die -in combinatie met erfelijke facetten in de celkern- vooral de lichamelijke en het mentale prestatievermogen ondersteunen. Door het analyseren van de merriestammen (families) kunnen die gegevens, van de bijna uitsluitend via de moeder doorgegeven prestaties, direct in de fokkerij gebruikt worden.
    Merries zijn dus hoofdzakelijk bepalend voor het model en het model is weer bepalend voor de aanleg.
    Als het product in combinatie met een hengst het juiste evenwichtige model en karakter oplevert dan neemt de aanleg van het product toe en zal het eerder, mits goedgeschoold, tot een hogere sportprestatie in staat zijn.
    Het zou dus veel zinvoller zijn om een analyse van de internationale sportpaarden te maken en na te gaan over welke gemeenschappelijke fysieke en mentale kenmerken zij beschikken. Daarbij is het KWPN lineair scoringsmodel niet bepaald toereikend omdat dit niet op functionele eigenschappen maar op smaak en willekeurige mode-facetten is gebaseerd.

  • Marcel Hekerman

    Beste Karel de Lange,

    Allereerst ben ik het met u eens dat er geen enkelvoudige vererving van Sport,Spring of GP genen bestaat. Zo simpel is fokkerij alleen bij enkelvoudig verervendende eigenschappen als haarkleur of oogkleur.Ik denk ook niet dat Martina Berkt dit heeft willen beweren. Wel is het zo dat als directe familieleden middels echte prestaties aantonen dat ze uit het juiste hout geschneden zijn dat zij het erfelijke deel hiervan van aan hun nakomelingen zullen doorgeven.En dan is er dus een veel grotere kans op succes in de fokkerij. Het zal toch wel niet uitsluitend toeval zijn dat vrijwel de gehele top van alle Indexen en de WBSF ranking bestaat uit paarden die zelf op Grand Prix niveau hebben gepresteerd.Ik ben het overigens met u eens dat er wat dit betreft wellicht een betere analijse mogelijk is dan de lovenswaardige eerste poging van Martina.
    En ook ik onderschrijf het grote belang van de merrie. Dit echter om een andere reden dan die u aangeeft.Rond 1980 is inderddaad naast het 30 jaar eerder beschreven DNA op de chromosomen ook het mitochondriaal DNA ontdekt. Deze ontdekking werd en wordt, vooral ook in volbloed fokkerij door de aanhangers van de merrielijnen theorie van Bruce Low uit 1895 aangegrepen om de vermeende superioriteit van bepaade (volbloed) merrielijnen te verklaren. Echter reeds in 1930 is statisch aangetoond dat de meest succesvolle merriefamililies ook in aantal paarden zoveel groter zijn dat er geen enkelle familie significant echt beter is dan anderen. “Not against the Odds” noemen de Engelsen dat.Ook aan de verklaring middels het doorgeven van mitochondriaal DNA kleven grote bezwaren. Het betreft hier namelijk slechts ongeveer 1 miljoenste deel van het totale DNA. De rest ligt gewoon op de chromosomen.En van de vele honderden genen die specifiek het funfioneren van de mitochondrien bepalen zijn er slechts 37 mitochondriaal.
    Dus wat mij betreft zeg nooit nooit, maar volgens mij is hier sprake van “jumping to disered conclusions” van de “pedigree fetisjisten”.
    Toch vind ook ik de rol van het optimaal inzetten van de juiste merries van doorslagevend belang in prestatiefokkerij van paarden.Maar dit dan vooral omdat het zoveel moeilijker is om met uitsluitend de beste merries te fokken dan omdat zelfde doen met de beste hengsten. We kunnen namelijk als we dat willen met (vrijwel)uitsluitend Hengsten fokken die zelf over Grand Prix aanleg beschikken. En waarvan daarnaast van een redelijk aantal door hen op 3 en 4 jarige leeftijd verwekte kinderen is komen vast te staan dat deze ook relatief vaak uit het juiste hout geschneden zijn. De meeste van deze hengsten kunnen dan vanaf hun 10e a 12e jaar nog makkelijk 1000 nakomelingen verwekken.Kom daar maar eens om bij de merrie.
    Middels reguliere fokkerij( merries die zelf dragen)komen we er nooit echt achter of de fokmerrie zelf topsportkwaliteit bezit. En van haar kinderen weten we als ze zelf 12 jaar oud is dit hooguit van 1 of 2 echt.Als we geluk hebben en dit zijn geen toevalstreffers dan kan deze merrie daarna wellicht nog een 5 tal nakomelingen krijgen.Met Embryotranplantatie valt hier foktechnisch al het nodige te winnen. Het is dan ook geen toeval dat Joris De Brabander met afstand de beste fokker van Springpaarden is.
    Tot slot ook ik hoop natuurlijk dat we bruikbare gemeenschapppelijke fysieke en mentale eigenschappen gaan vinden die van doorslaggevend belang voor het topsportpaard zijn.Ik denk ook wel dat deels zal lukken. Toch is het bij complexe technische sporten waaronder ik ook in elk geval Springen rangschik zo dat individuen zwaktes met sterktes weten te compenseren.En dus in karakter en bouw vaak niet erg uniform zijn dit in tegenstelling tot meer “enkelvoudige”sporten. Vergelijk wat dat betreft de finalisten van de 100 meter zwemmen maar eens met elkaar en zet dat af tegen de beste 10 voetballers.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.