Van: De Paardenkrant
Aan: Myrthe Wessel (dierenarts), Martin van Norel (fokker/hengstenhouder), Peter Bleeker (fokker)
Er zijn en worden al weer volop merries geïnsemineerd. Maar als die inseminaties gelijk aanslaan, worden de bijbehorende veulens volgend jaar al vroeg geboren. Beter even wachten? Of maakt het naar jouw mening niet zoveel uit wanneer een veulen wordt geboren?
Van: Myrthe
Mensen benaderen mij in het vroege voorjaar vaak met een hengstige merrie en stellen dan de vraag of het niet beter is om nog even te wachten met insemineren. Het grappige is dat veel merries tijdens die eerste hengstigheid (die voorafgaat aan de eerste eisprong van het jaar, de meeste merries hebben over het algemeen een rustperiode in de winter waarin ze geen eisprong hebben) zeer duidelijke hengstigheidsverschijnselen vertonen. Ik vind het altijd prettig om te werken met een ook uitwendig hengstige merrie. En als alles klopt; dus er zit een mooi ei, de baarmoeder vertoont mooie radstructuur (onder invloed van oestrogenen), de baarmoedermond is zacht én de merrie is uitwendig goed hengstig, dan zie ik geen reden om te wachten.
Voor wat betreft de vruchtbaarheid (mijn gedeelte van het verhaal) is mijn ervaring dat merries vroeg in het jaar minstens zo goed (of zelfs beter) drachtig worden als/dan midden in de zomer. De baarmoeder heeft een tijd ‘rust’ gehad, wellicht tijd om zichzelf op te schonen door middel van meerdere hengstigheden en ik ben van mening dat je zelfs een betere kans hebt om de merrie drachtig te krijgen aangezien er nog geen sperma/dierenarts/antibiotica mee in aanraking is geweest. Ook de hengsten zijn nog rustig en dus is de kans op een goede portie sperma groot. Ik zou dus zeggen, benut die eerste goede hengstigheid!
Van: Martin
Het is voor mij tweeledig. Aan de ene kant is er veel voor te zeggen als een veulen iets later in het voorjaar wordt geboren. Dan is er gras en kan het veulen meteen naar buiten. Dat is voor de fokkers veel minder werk. Aan de andere kant hebben we de laatste jaren ervaren dat oudere veulens juist sterker zijn. De zogenoemde late veulens, geboren na eind mei, zien we minder goed opgroeien en zijn vaker ziek.
Daar komt bij dat driejarige merries vroeg in het voorjaar in maart al mooi hengstig kunnen zijn en dan later in april en mei zie je niets meer. Dan kun je ze beter vroeg dekken, want dan heb je toch meer kans op een drachtigheid. Het is vaak een golfbeweging: in de beginperiode in april worden merries goed drachtig, in juni wil het even moeilijker en dan worden ze soms in augustus toch nog drachtig. Tot slot zie je een halfjaar verschil later als driejarige terug. Heb je een laat veulen, dan is die op de hengstenkeuring nog maar net goed twee jaar en vooral voor wat laatrijpe hengsten scheelt dat wel als ze een halfjaar ouder zijn.
Al met al neig ik dus zelf iets meer naar vroeger dekken. Het laatste decennium is dat verschoven naar begin mei, maar voor onszelf beginnen we graag al in maart/april als ze dan mooi hengstig zijn.
Van: Peter
Het is belangrijk om je als fokker af te vragen wat je met het beoogde fokproduct voor ogen hebt. Wil je het veulen op tijd vermarkten of bij een draverveulen het dier op anderhalfjarige leeftijd verkopen aan een trainer of bij een hengstveulen als 2,5-jarige met een goed ontwikkeld dier naar de eerste bezichtiging gaan, dan is het zaak er vroeg bij te zijn. Ook zijn er fokkers, dan wel opfokkers die voor het hele traject gaan en een goed opgeleid sportpaard van een jaar of vijf à zes willen aanbieden, dus aan een vroege geboortedatum geen belang hechten.
Verder is het van belang je af te vragen of de faciliteiten op je stal zodanig zijn dat je ook een veulen van januari of februari voldoende licht, lucht en ruimte kan geven om zich optimaal te ontwikkelen. Ook brengt een vroeg veulen met de merrie meer uren per etmaal op stal door waardoor de kosten van opfok door meer werk en strooisel toenemen.
Wat de merrie betreft is, ervan uitgaande dat de baarmoeder gezond is, voor het cyclisch blijven in herfst en winter ruim voldoende licht op stal het allerbelangrijkst. De meeste merries zijn dan ook in de winter goed hengstig. Ook zie je elk jaar weer in de periode van ongeveer eind april tot eind mei bij veel merries mindere bevruchtingsresultaten, iets waar je bij vroeg insemineren geen last van hebt.
Merries die al vroeg goed hengstig zijn, worden vaak ook vlot drachtig. Samenvattend: stel een doel en maak een plan passend bij de omstandigheden die je het veulen in de eerste levensmaanden kunt bieden.
Deze [email protected] verscheen woensdag 25 maart 2015 in De Paardenkrant.
Poll

Zoals Peter zegt: Het is maar net wat je met het veulen wilt. Dat bepaalt of je liever extreem vroeg of extreem laat wilt.
Je kunt je afvragen of een extreem vroeg geboren veulen niet meer kans op ontwikkelen van OCD heeft. Als je gelegenheid hebt om te zorgen voor voldoende beweging hoeft dat geen probleem te zijn, maar niet iedereen heeft dat.
En je kunt je afvragen of een extreem laat veulen echt minder goed opgroeit als hij toch lang genoeg bij de moeder kan blijven lopen, maar dat zal niet bij iedereen goed in het schema passen.
Het mooiste is natuurlijk een veulen in april/mei.
En wat de hengstigheid betreft: Onze jonge merrie, die ook vroeg hengstig werd en daarna niet meer, hebben we een aantal dagen met de shetlanderhengst in de weide laten lopen. Super hengstig, 1x insemineren en drachtig.
En ik realiseer me dat ook dit niet voor iedereen mogelijk is. Zo moet iedereen zijn eigen afwegingen maken.
Mijn merries zie ik het gehele jaar door hengstig,dit mede dat er ook hengsten op stal staan.
Een vroeg veulen februari maart,heb ik voorkeur voor,zeker als het hengstveulens zijn voor de keuring met 2,5 jaar,meestal zijn ze iets meer ontwikkeld,en een groot voordeel ten opzichte van latere veulens ,dat ze toch redelijk goed uit de haren komen.Een laat veulen geeft ook problemen ,als men wil spenen en in de opfok wil doen,komen later in de groep en dit kan nadelig zijn,dit ligt ook weer aan het veulen zelf.Vroege veulens komen bij ons mits het weer toelaat ook buiten,ze worden er hard van en mijn inziens moeten ze bewegen.Mede hierdoor zie ikzelf in de eigen fokkerij,weinig of geen oc of ocd ,beweging en nog eens beweging ,dat hebben ze nodig.Zoals Marian al schrijft je moet wel de mogelijkheden hebben.Maar ik denk zo ,mensen die geen mogelijkheden om dit goed te doen,moeten het misschien ook niet willen,vanwege de tijd ,vanwege opvoeding van veulen en de kosten.De opmerking van Peter dat de merrie en veulen meer tijd in de box doorbrengen en dus meer kost ,vind ik een slechte gedachte.Paarden en fokken kost geld,maar als je het niet hebt of je kunt het net maar betalen,dan kom je snel in de problemen,want het loopt toch altijd ,dan je verwacht.Afgelopen jaar 4 grote 2 jarige merries gedekt ,die goed hengstig waren,en nu wachten we vol spanning naar de komst van de veulens en de slapeloze nachten,maar als weer goed gegaan is,zijn we weer ape trots.Maar als we de laatste 30 jaren naar Duitsland kijken ,worden daar wel erg vroeg de veulens geboren eind januari gaat het spel weer beginnen.
Wij hebben het paard ongevraagd uit de natuur gehaald. Dat wil echter niet zeggen dat een paard daarmee ook zijn evolutionaire verworven waarden en eigenschappen, om gezond en langdurig te kunnen overleven, verliest. In tegendeel zelfs. Des te dichter en des te meer de huisvesting, de opgroei en het voedselpakket van een paard de evolutionair verworven waarden benaderen, des te gezonder zal het paard opgroeien en fysiek langdurig en gezond kunnen functioneren.
Voor een gezonde en sterke botvorming is de opname van vitamine D van cruciaal belang. Een paard verkrijgt de opname van vitamine D via het zonlicht. In de natuur worden derhalve de veulens o.a. om die reden niet in de winter geboren maar in een periode waarin het veulen optimaal aan het noodzakelijke zonlicht kan worden blootgesteld.
Bij gebrek aan vitamine D ontstaat er een verminderde kwaliteit van het bot die verstrekkende gevolgen kan hebben zoals OCD en botbreuken die tegenwoordig dan ook frequent bij paarden voorkomen.
Veulens die in de weide worden geboren en verblijven, staan ’s nachts gemiddeld 10 tot 30 keer op. Vervolgens lopen ze een eindje om de grazende moeder te volgen en gaan ze weer liggen. Ze activeren daarmee het skelet, de spieren, de pezen en de organen op een natuurlijke manier. Stalveulens doen dit veel minder. Ze staan op, drinken, gaan weer liggen en daar blijft het bij terwijl ze praktisch geheel verstoken blijven van het noodzakelijke zonlicht. Als ze dan toch nog even in een binnenbak mogen uitspringen ondergaan het skelet, de spieren, de pezen en de organen gedurende dat korte moment van de dag een veel grote belasting die sterk afwijkend is van de door de natuur ontwikkelde opgroei.
Er is dus alles voor te zeggen om de veulens in het voorjaar buiten ter wereld te laten komen en waarbij ze optimaal het noodzakelijke zonlicht kunnen opnemen.
Aristoteles leerde ons dat er geen enkele vorm in de natuur is zonder een functie. Als je de vorm verandert, verander je ook de functie en die pakt altijd negatief uit.
De bijgaande link verwijst naar het wetenschappelijke onderzoek m.b.t. de vitamineopnames en behoefte van paarden. http://www.ker.com/library/advances/125.pdf
Ik ben het met Karel eens. Men kan denken de natuur na te kunnen bootsen maar dat is echt niet zo. Het verhaal dat de veulens in de winter, want dat is het toch nog, volop beweging krijgen gaat niet op. Zeker niet bij een koud en nat voorjaar.In de praktijk staan ze op stal. Jammer dat selectie voor veulenveilingen en deelnemen aan keuringen mede gaan bepalen wanneer de veulens geboren worden.En ik ga nog een stapje verder. Door een veulen optimaal of is het maximaal, voor te bereiden op de veulenveiling, komen veel veulens ook in de nazomer nauwelijks meer buiten. Dus ik hou me nog even rustig, een enkel veulen wordt bij ons in maart geboren, de meesten in april en mei en nog een enkel veulen in juni. Het gros komt nauwelijks op stal voor 1 oktober.
Veulens moeten naar buiten, liefst zoveel mogelijk, liefst dag en nacht. Maar de seizoenen schuiven op en het is stervenskoud buiten. Ook nu weer.
Ik heb late veulens en ik weet nu dat die straks gewoon meteen naar buiten kunnen.