Ga naar hoofdinhoud

L. Schelstraete _ 12-05-04 _ Karaktergebreken in consumentenkwesties

Luc SchelstraeteDe voorzieningenrechter van de Rechtbank te Den Bosch heeft onlangs in een kort geding meer duidelijkheid geschept over de bewijspositie van consumenten in zaken over karaktergebreken. In het algemeen geldt de hoofdregel dat wanneer in geval van een consumentenkoop (een particulier koopt van een professional) er binnen zes maanden na de aflevering van het paard zich een gebrek aan het paard openbaart, er ingevolge de wet wordt vermoed dat het paard dit gebrek al had op het moment van de levering. Dit wil echter niet automatisch zeggen dat de consument het paard dan zomaar mag retourneren aan de verkoper en zijn geld kan terugvorderen.

Dit ‘vermoeden’ als omschreven in artikel 7: 18 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek wil enkel zeggen dat het niet de koper is die moet aantonen dat het paard een probleem had ten tijde van de levering, maar dat de verkoper dient aan te tonen dat het paard wel geschikt was op het moment van de levering. Deze hoofdregel kent wel een uitzondering: de zogenaamde ‘tenzij-bepaling’. Deze bepaling zegt dat de hoofdregel niet geldt indien de aard van de zaak of de aard van het gebrek zich tegen het toepassen van dat wettelijke vermoeden verzet.

In het kort geding stelde de koper dat het paard een karaktergebrek vertoonde, dat dit gebrek zich binnen zes maanden na aankoop openbaarde en dat de verkoper moest bewijzen dat het paard op het moment van de levering wel braaf was en aan de overeenkomst voldeed. Tussen partijen was overigens niet in geschil dat het paard op het moment dat de rechtszaak speelde een karakterprobleem vertoonde. De voorzieningenrechter gaf echter aan dat moest komen vast te staan dat het paard ten tijde van de levering een karakterprobleem vertoonde.

De koper stelde dat het wettelijke bewijsvermoeden van art. 7: 18 lid 2 BW hier gold en het dus aan de verkoper was om aan te tonen dat het paard geen karaktergebrek vertoonde ten tijde van de levering. De verkoper stelde juist dat de tenzij-bepaling van toepassing was. De rechter oordeelde als volgt. Het is duidelijk dat het ging om een dier met een eigen interactie. Het is ook een feit van algemene bekendheid dat paarden gevoelig zijn voor veranderingen van omgeving. Juist omdat het om een karakterprobleem gaat, ligt het minder voor de hand dat de gestelde problemen al tijdens de levering aanwezig waren.

Juist bij een wisseling van eigenaar wordt het paard blootgesteld aan een andere omgeving, aan een andere behandeling en aan een andere trainingsmethode. Het afwijkende gedrag kan dan ook vele oorzaken hebben. Om die reden kan de verkoper worden gevolgd in zijn stelling dat in deze kwestie zowel de aard van de zaak als de aard van het gebrek zich verzetten tegen het wettelijke vermoeden. Aangezien de voorzieningenrechter vond dat de koper niet voldoende aannemelijk maakte dat het paard ten tijde van de levering het gestelde karakterprobleem vertoonde, werd de vordering afgewezen.

Hieruit blijkt dat de wet de consument tegenover de professional wel wat extra bescherming wil bieden, maar dat nooit zomaar wordt aangenomen dat een paard niet aan de overeenkomst voldeed op het moment van de levering indien er binnen zes maanden problemen ontstaan. Het is wel van belang wat precies het probleem is, wil de consumentenbescherming effect hebben.

Luc Schelstraete, advocaat
Deze column verscheen vrijdag 4 mei 2012 in De Paardenkrant

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.