Pagina 5 van: Paardenkrant 13 – 2021

door Mirjam Hommes
“Er bestaan veel misverstanden over
de reacties van een paard in bepaalde
situaties”, vertelt Machteld van Die-
rendonck. “Veel mensen wijten een
heftige reactie aan het karakter, ter-
wijl dit soort gedrag vaker aange-
leerd is, of een gevolg van onbegrip
of stress. De basis van het karakter
van een paard is vastgelegd in zijn
genen. Het is een basis-set van type
reacties op de omgeving, die het ge-
hele leven blijft. Maar hoe een paard
uiteindelijk omgaat met zijn omge-
ving, hangt in grote mate af van alles
wat er ná de geboorte gebeurt. Kijk
maar naar kinderen: de één is mis-
schien wat meer een spring-in-het-
veld, terwijl de ander wat rustiger is.
Maar ze kunnen allebei goed functi-
onerende medeburgers worden.
Wanneer je van nature wat gevoeli-
ger voor stress bent, dan kun je daar-
mee leren omgaan. Al zal je altijd
relatief een klein beetje feller blijven
reageren dan iemand die minder
stressgevoelig is.”
Jeugd belangrijk voor karakter
Van Dierendonck: “Hoe het dier om-
gaat met zijn omgeving, begint al
met de omstandigheden in de baar-
moeder, de zogenaamde epigeneti-
sche factoren. Daarna is het verloop
van de geboorte en de kennismaking
met de moeder en met mensen be-
langrijk. Tijdens het eerste halfjaar
moeten veulens leren omgaan met
allerlei dingen in hun omgeving: an-
dere paarden, mensen, honden en
uiteenlopende triggers. Uit onder-
zoek blijkt dat ze het beste opgroeien
in een kudde met meerdere merries
en veulens, met altijd één volwassen
merrie of sociale ruin extra. De soci-
ale omgang in het algemeen leren
veulens namelijk van de andere die-
ren, niet zozeer van hun moeder. Het
liefst zet je merries en veulens de
klok rond buiten. Ook de manier van
spenen is heel belangrijk, als dat niet
goed gaat kun je behoorlijk wat men-
tale schade aanrichten. Een veulen
speen je bij voorkeur pas na zes
maanden. Negen maanden is nog
beter, dat is de natuurlijke speenleef-
tijd. Als het echt eerder moet, dan zo
stressvrij mogelijk.”
Opfok met gemengde
leeftijden
“Bij het spenen kun je de merries uit
de kudde halen totdat alleen de veu-
lens en het extra volwassen dier
overblijven. Opfokken doe je bij
voorkeur in een groep met verschil-
lende leeftijdsklassen en een volwas-
sen dier, dat geeft mentaal en fysiek
de beste opleiding en de minste
stress. De jonge dieren kunnen dan
zowel in de meer dominante als de
meer ondergeschikte rollen zitten, af-
hankelijk van hun leeftijd. Door bij
jonge dieren een sociale oom of tante
te zetten, haal je ook een deel van de
stress weg. Je laat een kleuterklas het
ook niet alleen uitzoeken, toch? Ze
moeten van anderen en de omgeving
leren. Uit onderzoek blijkt dat dieren
die in het wild gevangen worden en
naar een dierentuin gaan, minder ste-
reotype gedrag ontwikkelen dan die-
ren die in gevangenschap zijn
geboren en nauwelijks uitdagingen
hebben gehad. Die laatste leren te
weinig alternatieven en blijken min-
der goed in staat om met uitdagingen
en prikkels om te gaan. Als een paard
een goede, gevarieerde en uitda-
gende start heeft gehad, met ook de
mens als onderdeel van de omge-
ving, dan zal zo’n paard ook in de
toekomst beter met onverwachte
prikkels kunnen omgaan. Ook het
trainen en inrijden moet natuurlijk
met beleid en in kleine stapjes ge-
beuren. Welke ‘school’ je daarbij
aanhangt maakt niet zoveel uit, zo
lang je aansluit op hoe dieren en
mensen leren. Dan kom je er wel.”
Ras en genetica
Van Dierendonck: “De genetische
component bestaat wel degelijk. Bij
bepaalde stamboeken wordt natuur-
lijk meer gefokt op specifieke eigen-
schappen zoals bijvoorbeeld snelle
reacties. Die hebben ook wel een rol,
maar – en dit kan ik niet hardmaken
– een hengst als Jazz heeft een naam.
Dan nemen mensen ook bij voorbaat
aan dat die paarden lastiger of nerveu-
zer zijn en worden ze vanaf het begin
op een andere manier behandeld.
Maar als je een Jazz laat opgroeien
alsof het bijvoorbeeld een IJslander is,
dan gebeurt er waarschijnlijk wat an-
ders in zijn ontwikkeling. Het gaat om
de balans om een evenwichtig paard
te krijgen. Zelfs als zo’n dier mis-
schien wat ‘vatbaarder’ is voor stress.
Genetische eigenschappen komen al-
leen tot uitdrukking als dat ook zinvol
is voor het dier.”
Gedrag bij volwassen paard
Wat kan een eigenaar, die het paard
als volwassen dier heeft gekocht en
er bijvoorbeeld mee wil buitenrijden,
nog veranderen aan het gedrag? Van
Dierendonck: “Het verleden kun je
niet veranderen, je kan hoogstens
wat bijsturen. Bij paarden hebben we
mazzel dat ze hier nog een beetje
voor open staan. Honden en katten
moeten vóór de leeftijd van twaalf
tot achttien weken kennismaken met
alle prikkels in hun omgeving, an-
ders leren ze dat eigenlijk nooit meer
goed. Bij paarden geldt: als zij ver-
keerd, of niet, geleerd hebben hoe je
normaal en sociaal omgaat met an-
dere paarden, hoe je een wormen-
kuur ontvangt of hoe je bekapt en
geënt wordt, dan is dat later een stuk
ingewikkelder om aan te leren. Als je
een paard op stal krijgt, probeer dan
eerst zo goed mogelijk tegemoet te
komen aan de natuurlijke behoeftes.
Geef ze altijd de mogelijkheid tot vi-
sueel en liefst ook fysiek contact met
andere paarden, desnoods over een
afscheiding. Daarnaast zijn de juiste
voeding en vrije beweging noodza-
kelijk. Daarmee kan je ook veel
maken en breken. Ik wil mensen
geen verwijt aanpraten, maar probeer
te denken als een paard. Wat kun je
doen om zijn leven zo aangenaam
mogelijk te maken? Ook voor paar-
den geldt: als je beter in je vel zit
omdat de omstandigheden aangepast
zijn aan jouw behoeften, dan kun je
meer aan. Zo’n paard kan beter om-
gaan met bijvoorbeeld verkeer tij-
dens een buitenrit. Daarnaast helpt
veel variatie geven met rijden en in
de omgang. En ga niet meteen in je
eentje naar buiten de eerste keer,
maar met een paar ervaren paarden
die nergens van opkijken. Ook moet
je altijd je leerprincipes goed op orde
hebben. Zorg dat je met je paard
communiceert op een manier die hij
echt begrijpt. Een hulp moet geen
multiplechoicevraag voor hem wor-
den. Maar we gaan over het alge-
meen trouwens al best de goede kant
op, met veel goede initiatieven.”
Fokken voor recreatie
Van Dierendonck denkt dat het fok-
ken voor de recreatie naast de sport-
richting een goede optie kan zijn.
“Het is zeker een idee om een rich-
ting of index voor veelzijdige recrea-
tiepaarden te ontwikkelen.
Persoonlijk denk ik: ga als stamboek
niet alleen op topsport af. Voor iedere
tien topsportpaarden zijn er honderd
of duizend die het niet halen en el-
ders terechtkomen. Soms hebben ze
dan een hele herscholing nodig. Niet
alleen de pareltjes in jouw sport zijn
belangrijk, al die duizenden of tien-
duizenden andere paarden vertegen-
woordigen het stamboek óók. Daar
moet je het van hebben, dus maak op
zijn minst ook een index die gunstige
recreatie-eigenschappen benadrukt.
Benadruk ook de ‘recreatiepareltjes’,
want van een paar sportpaarden kun
je als stamboek niet leven, schat ik
in. Zorg bovendien dat je opfok ge-
optimaliseerd wordt. Wanneer de
jeugd en de opleiding in orde is,
komt dat ook de sportpaarden ten
goede.”
‘Jeugd en opfok zijn cruciaal voor gedrag later’
Dr. Machteld van Dierendonck: ‘Stamboeken moeten ook hun recreatie-parels koesteren’
Machteld van Dierendonck: “De basis van het karakter van een paard is vastgelegd
in zijn genen. Maar hoe een paard omgaat met zijn omgeving, hangt in grote mate
af van alles wat er ná de geboorte gebeurt.”
DOETINCHEM – Een rustig karakter is de allerbelangrijkste ei-
genschap die recreatieruiters bij hun paarden zoeken, blijkt uit on-
derzoek van de Paardenkrant. Dr. Machteld van Dierendonck is
gespecialiseerd in het gedrag van paarden en als klinisch etholoog
verbonden aan de Faculteiten Diergeneeskunde van de Universitei-
ten van Utrecht, Gent en Antwerpen. We vroegen haar hoe het ka-
rakter van een paard gevormd wordt. Is het aangeboren?
Rasafhankelijk? En kun je er als eigenaar nog iets aan veranderen?
woensdag 31 maart 2021 | 5ALGEMEEN
Aantal respondenten dat wel of niet een sportpaard zoals
een KWPN’er zou overwegen bij aankoop van een nieuw
paard, naar sportniveau
* Bij overig wordt vaak genoemd: ‘niet mijn type / ras’
‘Als je een Jazz laat opgroeien alsof het
bijvoorbeeld een IJslander is, dan gebeurt er
waarschijnlijk wat anders in zijn ontwikkeling’