Pagina 27 van: Paardenkrant 14-15 – 2021

Beste Henk,
Ik zal jou de ontwikkeling van mijn
fokkerij schetsen. In het verleden
heb ik altijd passie gehad voor de
fokkerij. Destijds lieten wij twee-
en driejarige merries dekken. We
fokten dus een beetje met jonge
merries. Als nadien bleek dat het
goede nakomelingen waren, wer-
den ze verkocht. De beteren werden
vaak verkocht omdat ze meer op-
brachten.
Franse merrie
Op een zeker moment heb ik in
1993 plots een heel interessante
driejarige Franse merrie gekocht.
Dat was de Galoubet A-merrie Ca-
price d’Ifrane (de moeder van
Triomphe De Muze). Bovendien
vond ik dat ik me meer moest gaan
verdiepen in embryotransplantatie,
want in Frankrijk was dat al gang-
baar om te doen. Toen ik me erin
verdiept had, ben ik met die merrie
aan de gang gegaan. Op die manier
konden wij meer dan één veulentje
per jaar fokken uit Caprice
d’Ifrane. Genetisch was zij heel in-
teressant en het bleek een heel
goed sportpaard te zijn. Ik had voor
mezelf bedacht dat we het fokken
en de sport tegelijkertijd konden
doen. En tegelijkertijd ook wat
veulentjes konden commercialise-
ren, want dan was het de moeite
om op die manier die goede merrie
aan te houden. Dat was het idee er-
achter.
Caprice d’Ifrane was dus de eerste
merrie waarmee ik embryotrans-
plantatie heb gedaan. In het begin
deed ik dat alleen voor mezelf. Het
was de beginperiode van diepvries-
sperma en ik kon zodoende de al-
lerbeste hengsten van over de hele
wereld gebruiken. Wat op zich al
een sprong voorwaarts was, want
voor die tijd gebruikten we alleen
onze eigen hengsten. Want om als
hengstenhouder zijnde bij andere
hengstenhouders te gaan dekken
was not done. Maar door diepvries-
sperma hadden wij plots de be-
schikking over de beste hengsten
van de wereld.
Belgische fokkerij op de kaart
We hebben dit ongeveer vijf jaar al-
leen met onze eigen merries ge-
daan. Al vrij vlug zagen ook de
goede fokkers bij ons uit de streek
dat het niet zo’n slechte methode
was. En toen sprongen ze allemaal
op de kar. Dat veroorzaakte dat al
die fokkerijen zoals Van ’t Roosak-
ker, Stal ’t Ruytershof, Padenborre
– noem ze allemaal maar op die nu
heel bekend zijn – bij ons kwamen
en embryotransplantatie gingen
doen met hun vaste merries. Vaak
in combinatie met diepvriessperma
van de beste hengsten ter wereld.
Dit heeft de Belgische fokkerij wel
een beetje op de kaart gezet. In het
verleden was België niet zo’n be-
langrijk fokgebied, dat waren met
name Duitsland, Frankrijk of Ne-
derland. Aan de ene kant is het niet
helemaal mijn verdienste geweest
dat die fokkers daarin zijn meege-
gaan. Waarschijnlijk heb ik de
voorzet gegeven. Het zal ook te
maken hebben gehad met de drive
van de Belgische fokkers. We
waren ook plots met velen. Met een
kleine fokkerij was er weinig ver-
anderd. Maar met een heel fokge-
bied zoals hier, hebben we het ver-
schil gemaakt tegenover andere
fokkerijen. De betere merries hiel-
den we aan en daar hebben we
meerdere nakomelingen per jaar uit
gefokt. En we konden ook nog eens
goede hengsten gebruiken.
Eigen fokkerij kwijtraken
Alles heeft zijn voor- en nadelen.
Door die intensieve fokkerij is het
nu wel moeilijker geworden. We
zijn verplicht om te verkopen
omdat we niet alle veulens kunnen
houden. Het nadeel is dat je binnen
de kortste keren je eigen fokkerij
kwijt kunt raken. Iemand anders
kan profiteren van je werk. Ieder-
een is zich ervan bewust dat je met
goede paarden uit goede stallen
moet fokken. Een groot nadeel van
populaire merriestammen is dat de
mindere merries uit die stammen
ook heel intensief ingezet worden
voor de fokkerij. Dat kan natuurlijk
de verkeerde kant op gaan.
Vroeger zeiden we dat een goede
merriestam het levenswerk is van
een fokker. Nu wordt dat zomaar
overgenomen door iemand anders
die daar embryotransplantatie en
ICSI mee gaat doen. Het verschil
tussen die heel goeie fokker en die
andere fokker is veel kleiner ge-
worden dan in het verleden. Voor
iemand die start is het wel een
voordeel dat hij heel makkelijk aan
genetica kan komen. Hoe meer
mensen dat doen, hoe goedkoper
het wordt om die stap te maken.
Gemeengoed
Het is moeilijk om je te onder-
scheiden. Iedereen heeft de be-
schikking over goede genetica ter-
wijl je in het verleden daarmee het
verschil maakte. Nu is het allemaal
een beetje gemeengoed geworden.
Je zult het verschil ergens anders in
moeten gaan maken. Een fokker
kan zich in de toekomst vooral on-
derscheiden met het management
van zijn eigen fokkerij en de oplei-
ding. Door de opfok beter te gaan
doen en te denken aan andere din-
gen die heel belangrijk kunnen
zijn.
Voor mij is het een beetje een pro-
bleem dat we heel veel embryo-
transplantatie doen als dienstverle-
ning naar onze fokkers toe. Elk jaar
maken we bijna 300 merries drach-
tig via embryotransplantatie. Dat
betekent dat wij in het voorjaar
moeten klaarstaan met 350 draag-
moeders. Deze hele opzet blokkeert
wel een beetje mijn eigen fokkerij.
Het maakt het er niet makkelijker
op om die jonge paarden op een
eerlijke manier groot te brengen. Ik
probeer ook niet te veel paarden te
hebben.
Heel jonge merries
Ik weet niet of er binnen mijn fok-
kerij nog zoveel verbetering moge-
lijk is. We zijn een van de velen.
Terwijl dat vroeger niet zo was.
Mijn allerbelangrijkste merries
waren de Chin Chin-merries Ta
Belle van Sombeke (moeder van
London) en Querly Chin (moeder
van Walnut De Muze), de For Plea-
sure-merrie Cordula de Laubry
(moeder van Fantomas De Muze)
en de Carthago-merrie Carthina Z
(moeder van Emerald).
Al die merries hebben wij voor em-
bryotransplantatie gebruikt. Meer-
dere paarden hebben op Grand
Prix-niveau gelopen. Op het mo-
ment dat je daar intensiever mee
gaat fokken, komen daar heel veel
goede paarden uit. Ze moeten na-
tuurlijk de kans krijgen. Wij pro-
beerden bij heel jonge merries heel
vroeg in hun leven embryo’s op te
vangen. Je kunt dat beter doen als
ze nog jong zijn, want aan het einde
van hun carrière wordt dat moeilij-
ker. Ze kunnen daarna wel een paar
veulens brengen, maar dan zijn die
merries zelf al weg als hun nako-
melingen er zijn.
Bij ons ging het generatie op gene-
ratie. We fokten met twee- en drie-
jarigen. Dat waren de betere doch-
ters van onze sportmerries. Zo heb-
ben we hele families gecreëerd. Als
je een aantal heel grote families
hebt, drukt dat die andere paarden
een beetje weg. De mindere paar-
den worden een beetje aan de kant
gezet en verkocht. Al wil dat niet
zeggen dat zij niet goed zijn. In het
verleden is ons concept geweest om
alleen de schouders te zetten onder
een uitzonderlijke merrie.
Genetisch bepaald
Bij springpaarden is het toch gene-
tisch bepaald. Als een springpaard
genetisch niet over 1,60 m kan, kun
je rijden wat je wilt maar dan gaat
hij nooit 1,60 m springen. Mis-
schien wint hij eens een wed-
strijdje. Maar echt carrière maken
op hoog niveau moet toch genetisch
bepaald worden. Je ziet dat ook al
aan de startlijsten van alle Grote
Prijzen met de afstammingen. 90 of
95 procent van die vaders zijn alle-
maal paarden die het zelf goed in de
sport hebben gedaan.
In het verleden sprongen paarden
als Jappeloup en Milton heel ver
boven hun generatie uit. Maar als je
de sport nu bekijkt, zijn er veel
meer paarden die op dat niveau
kunnen meedraaien en de sport is
een stuk technischer geworden.
Ik zou aan mijn kinderen een vraag
willen stellen. Zij proberen hun be-
drijf iets te veranderen door een be-
paald pakket aan te bieden aan de
fokkers dat zich richt op voortplan-
tingstechnieken, fokkerijadvies en
het vermarkten van de paarden.
Je zult het verschil ergens anders in moeten gaan maken
Beste Valentijn en Christophe,
Mijn generatie kent heel goed al die oude hengsten en oude
merriestammen. Jongere mensen houden daar minder reke-
ning mee. Jullie gaan je eigen weg en zien de fokkerij anders.
Hoe denken jullie na over hoe de fokkerij verdergaat?
Jullie vader,
Joris De Brabander
De Kettingbrief is op Belgische bodem beland. Topfokker Joris
De Brabander van Stal De Muze in Sint-Niklaas is de afgelo-
pen editie benaderd door hengstenhouder Henk Nijhof junior
uit Geesteren met het verzoek om uit te lichten hoe zijn spring-
paardenfokkerij zich heeft ontwikkeld. Joris De Brabander is
een van de eersten geweest die gestart is met embryotransplan-
tatie. Heel vooruitstrevend heeft hij door de jaren heen de al-
lerbeste moederlijnen ter wereld opgebouwd. Hoe kijkt Joris
De Brabander aan tegen die start, de ontwikkeling ervan en
zijn hedendaagse fokkerij? Zijn twee zoons Valentijn en Chri-
stophe nemen het stokje aankomende editie van hem over.
De Kettingbrief
Henk Nijhof jr. – Joris De Brabander – Valentijn en Christophe De Brabander
FO
TO
P
AA
RD
EN
KR
AN
T
/
M
EL
AN
IE
B
RE
VI
N
K-
VA
N
D
IJK
woensdag 14 april 2021 | 27KETTINGBRIEF
Al vrij vlug zagen ook de goede fokkers bij
ons uit de streek dat ET niet zo’n
slechte methode was
In het verleden is ons concept geweest om
alleen de schouders te zetten onder een
uitzonderlijke merrie