Pagina 7 van: Paardenkrant 28 – 2021

door Esther Berendsen
Slechts elf van de 107 nationale fe-
deraties stemden in 2016 tegen de
veranderingen in de Olympische
formats. ‘Toevallig’ waren dat wel
de grote paardensportlanden: Duits-
land, Frankrijk, Zwitserland én Ne-
derland. Maar dat maakte de uitslag
van de stemming niet anders. Nu de
teams in de startblokken staan voor
deelname aan de Olympische Spe-
len nemen we de formule nog eens
onder te loep.
Heel duidelijk is het niet, vindt ook
dressuur chef d’équipe Alex van
Silfhout. “Ik heb er wel even goed
op moeten studeren. Het grootste
verschil is natuurlijk dat we een
team van drie hebben, waarbij alle
drie de resultaten tellen. Wel is er
na de Grand Prix, waar we mee be-
ginnen en waarin het gaat om de in-
dividuele medailles, de moge –
lijkheid om één combinatie te wis-
selen. Maar daar moet wel een me-
dische of veterinaire reden voor
zijn. De teamveterinair beslist
daarin; hij kan aangeven dat een
paard niet fit is. Dan kan ik de re-
servecombinatie inzetten voor de
teamfinale. Persoonlijk heb ik een
voorkeur voor de ‘oude vorm’,
waarbij vier combinaties starten en
de beste drie resultaten blijven
staan. Vooral omdat je nu als re-
serve echt op de reservebank zit.
Dat Dinja toch heeft besloten mee
te gaan laat wel zien dat zij en de
eigenaren van Haute Couture echt
een sporthart hebben.”
Eén voordeel
In het springen gelden soortgelijke
regels, maar bondscoach springen
Rob Ehrens interpreteert deze wat
vrijer. “Na het springen om de indi-
viduele medailles is er een rustdag
en daarna beginnen we met de
teams. Op dat moment kun je swit-
chen. Het is aan de chef d’équipe of
hij dat doet. Ja oké, er is een verkla-
ring van de teamveterinair nodig,
maar goed, dat is de eigen dieren-
arts.” Voor Ehrens, die ook geen
voorstander is van de wijzigingen,
is dit toch een voordeel. “Vroeger
was de reserve altijd mee voor Jan
met de korte achternaam, terwijl hij
nu ook echt mee kan doen. Maar
verder vind ik dit niks. Normaal ge-
sproken ga je voor het team, maar
nu heb je individueel al het kruit al
verschoten. We hebben destijds ons
best gedaan om dit tegen te houden,
maar er was geen redden aan. Dan
zit er niks anders op dan je er bij
neerleggen en focussen op het beste
resultaat.”
Wat de druk op de ruiters betreft is
het niet heel anders dan voorheen,
denkt Van Silfhout. “De druk is ab-
soluut groot, maar dat is het anders
ook. Als de nummer één, twee en
drie heel goed rijden was het voor
de nummer vier wel wat gemakke-
lijker. Maar als één van de drie min-
der gepresteerd had, was de druk op
de vierde man ook heel groot. Je
kunt op dat moment niet meer doen
dan het maximale eruit proberen te
halen en dat is sowieso wat iedere
sporter op dat moment zal doen. De
mensen die ik nu meeneem zijn ab-
soluut sportmensen die ook al aan-
getoond hebben dat ze met druk om
kunnen gaan.”
De springbondscoach is het daar-
mee eens. “De druk is er toch, dat
is inherent aan de sport. Als we daar
niet mee om kunnen gaan, hebben
we op de Spelen niks te zoeken.”
Omgaan met ’t onverwachte
Sportpsycholoog Sanne Beijerman
denkt daar net wat genuanceerder
over. “Ik denk wel dat dit iets ver-
andert. De ruimte voor een eventu-
eel mindere proef is er niet meer.
Het is aan de andere kant zeker
waar dat de druk er sowieso is als
je deelneemt aan de Olympische
Spelen. Je vertegenwoordigt je
land, de hele wereld kijkt mee.
Maar we werken met paarden en
daardoor kan er altijd iets onver-
wachts gebeuren. Paarden kunnen
anders dan verwacht reageren op de
spanning of op de warmte, om maar
wat te noemen. De gevolgen van
dat soort onvoorziene omstandighe-
den tellen nu extra mee.”
Beijerman begeleidt ook deelne-
mers aan de Spelen, maar zal zelf
niet aanwezig zijn in Tokio. “Mijn
werk moet gedaan zijn voordat het
evenement begint. Ik ben uiteraard
telefonisch bereikbaar, maar de
mentale skills om om te gaan met
de druk trainen we van tevoren. Er
is wel iets specifieks aan de Spelen.
In principe leert een topsporter om
alle facetten zo goed mogelijk te
controleren en managen, zodat het
resultaat zo min mogelijk afhanke-
lijk is van toeval. Maar op een
Olympiade gebeuren altijd rare, on-
verwachte dingen. Dus het voorbe-
reid zijn op het onverwachte, daar
goed mee omgaan, daar coach ik
een deelnemer ook op.”
Mentaal belastend
De balans vinden tussen scherp zijn
en ontspannen is heel belangrijk
aangezien er in de aanloop naar de
Spelen meer tijd is dan de ruiters en
amazones gewend zijn. “Normaal
hebben ze een stal vol paarden, nu
is er maar één. In de quarantainepe-
riode en de eerste dagen in Tokio is
er dus relatief veel tijd en daar moet
je wel mee om kunnen gaan.” Extra
uitdagend is het voor de reserverui-
ter. “Die moet wel de hele reis
maken, alle voorbereidingen treffen
en alle risico’s nemen én continu
klaar staan om in te springen. Ter-
wijl de kans ook aanwezig is dat dat
helemaal niet nodig is. Dat is men-
taal behoorlijk belastend. Ik denk
dat sommigen dat onderschatten.
Alle respect dus voor Dinja van
Liere, die na alle commotie zegt:
‘Ik sta er gewoon.’”
Rob Ehrens: ‘Druk is inherent aan de sport’
Bondscoaches dressuur en springen over nieuwe OS-formule
TOKIO – Marcus Ehning maakte vorige week nog eens heel dui-
delijk dat het Olympische format voor het springen wat hem be-
treft absoluut een no go is. De druk op de teamruiters is volgens
hem ‘immens groot’ en de bondscoach moet ‘heel moeilijke keu-
zes maken waarbij ergernis op de loer ligt’. Voorstanders zijn so-
wieso niet te vinden in Nederland. Toch hebben we het ermee te
doen: slechts drie ruiters in het team, geen streepresultaat en nog
een aantal andere veranderingen in het programma van de Olym-
pische Spelen. Hoe zit het precies en hoeveel extra spanning gaat
dat opleveren?
Na het verdelen van de individuele medailles is er, met een veterinaire verklaring van de teamveterinair, de mogelijkheid
om de reserveruiter in te zetten. “De chef d’équipe beslist”, aldus Rob Ehrens. Op de foto v.l.n.r. KNHS-teammanager Ad
Wagemakers, veterinair springpaarden Arie Hoogendoorn, bondscoach springen Rob Ehrens en KNHS technisch directeur
Iris Boelhouwer, die allen afreizen naar Tokio. FOTO WWW.ARND.NL
De Olympische formats zijn in het springen en de dressuur aangepast. Richting Tokio spraken verschillende topruiters zich
uit over de wijzigingen. Op de foto de arena van het equestrian park in Tokio waar al testevents verreden zijn. FOTO TOKYO 2020
SHUGO TAKEMI
woensdag 14 juli 2021 | 7SPORT
Formats
* Dressuur
Zaterdag 24 en zondag 25 juli rijden alle zestig geplaatste combinaties de Grand
Prix. Dit gebeurt in groepen van tien, die zijn ingedeeld op basis van de Olympic
Ranking. De beste twee combinaties uit iedere groep plaatsen zich direct voor
de individuele finale, aangevuld met de zes hoogst scorende combinaties die
dan nog niet geplaatst zijn. In de individuele finale, de Kür op muziek, mogen
dus achttien combinaties aan de start verschijnen. Voor de medailles telt alleen
de score die wordt behaald in de Kür.
De beste acht landen na de Grand Prix plaatsen zich voor de teamfinale die
wordt verreden over de Grand Prix Spécial. Alleen de resultaten uit de Grand Prix
Spécial tellen mee voor de teammedailles.
* Springen
De individuele wedstrijd vindt plaats vóór de landenwedstrijd en dit zijn afzon-
derlijke competities. 75 combinaties gaan van start in de individuele kwalificatie,
daarvan mogen er dertig terugkomen voor de individuele finale op de tweede
dag. Deze individuele finale gaat over één ronde met barrage.
Na een rustdag volgt de teamstrijd. De bondscoach kan besluiten de ‘vierde man’
hiervoor in te zetten. In de kwalificatie van de landenwedstrijd mogen zestig
combinaties (twintig landen) van start. De finale van de landenwedstrijd (tien ge-
kwalificeerde teams) gaat over één ronde met barrage. Bij zowel de individuele
finale als de teamfinale is de startvolgorde omgekeerd aan de uitslag van de
kwalificatie. In beide finales starten de deelnemers op nul.
* Eventing
Bij de eventing betreft de grootste verandering de landenwedstrijd. De wedstrijd
begint zoals gebruikelijk met de veterinaire keuring, waarna twee dagen dressuur
volgen. De dag daarna staat de cross-country op het programma en als laatste
de tweede keuring en het afsluitende springen. Bij het springen gaat het wel an-
ders dan de ruiters gewend zijn. Alle combinaties die nog in de strijd zijn rijden
in de ochtend een parcours dat bepalend is voor de teamwedstrijd. De beste 25
uit het individuele klassement rijden vervolgens in de middag nog een parcours
om de individuele prijzen te verdelen. In totaal verschijnen er 65 combinaties
aan de start. Nederland komt overigens niet met een team aan de start, maar
met twee individuele combinaties.