Pagina 12 van: Paardenkrant 3 – 2022

door Rick Helmink
Een ouder van een jeugdamazone
wees de redactie van De Paarden-
krant vorige week op wijzigingen
in de kadercriteria voor dressuur-
ruiters. De betreffende jeugda-
mazone kreeg vorige week van
bondscoach Monique Peutz een
bericht dat alle kaderscores een
procent omhoog gaan én dat voort-
aan alleen nog maar scores behaald
op een CDI kunnen gelden als ka-
derscore. De gewijzigde topsport-
overeenkomst (per 1 januari 2022)
lag daaraan ten grondslag. De
K(adervorming) & U(itzendings)
wedstrijd in Tolbert, die een dag
later zou beginnen, was dus opeens
geen kadervormingswedstrijd.
Het probleem daaraan: bijna nie-
mand, inclusief de organisatie van
het concours, was daarvan op de
hoogte. Op navraag van De Paar-
denkrant liet de KNHS vervolgens
weten dat de nieuwe overeenkomst
– op dat moment nog niet naar alle
ruiters gestuurd – pas per 1 febru-
ari in zou gaan en dat de nationale
wedstrijd in Tolbert ook nog als ka-
dervormingswedstrijd zou gelden.
Communicatie
Met deze vorm van communicatie
joeg de KNHS veel betrokkenen
(vooral rondom de jeugdcombina-
ties) tegen zich in het harnas. Had
hier niet over gesproken moeten
worden met degenen die het aan-
gaat? “We begrijpen dat niet ieder-
een even gelukkig is met de manier
waarop de aanpassingen in onder
meer de kadercriteria naar buiten
zijn gekomen. Wij waren van plan
om deze week het totaalplan naar
buiten te brengen nadat we alle be-
trokkenen eerst goed hadden geïn-
formeerd. Helaas zijn er delen van
het verhaal naar buiten gekomen
voordat wij iedereen konden infor-
meren. Daardoor is er vervelende
onrust ontstaan, maar het maakt de
aanpassingen niet anders”, laat de
KNHS via woordvoerder Jantien
van Zon weten, die daarbij bena-
drukt dat de ruiters eerst zijn ge-
informeerd en die (of hun ouders)
vervolgens direct de pers hebben
opgezocht.
‘Kader doet er wel toe’
Maar het is niet alleen de commu-
nicatie die steekt. Luc Schelstraete
(dressuurliefhebber en vader van
jeugdamazone Micky Schelstraete)
is het er niet mee eens dat de ho-
gere eisen – en dan met name de
eis dat alle scores op CDI’s be-
haald moeten worden – ook voor
de jeugd gelden. “Ik juich het al-
leen maar toe dat er serieus naar de
senioren gekeken wordt en ik denk
dat het daar ook nodig is dat Ne-
derland haar positie in de dressuur-
sport verbetert. Maar wat de jeugd
betreft kan ik hier absoluut geen
voorstander van zijn. Je beperkt de
mogelijkheden om in een kader te
komen aanzienlijk én die jeugdka-
ders zijn al niet rijk gevuld. En juist
de kaderopname is ook belangrijk
bij de deelname aan internationale
concoursen. Kaderruiters krijgen
namelijk voorrang bij deelname
aan internationale concoursen en
de startplaatsen zijn daar niet on-
eindig.”
Verder vindt Schelstraete het
onverklaarbaar dat kaderscores
voortaan alleen maar op CDI’s te
rijden zijn, maar de selectie voor
de kampioenschappen vervolgens
grotendeels via nationale observa-
tiewedstrijden gaat. “Als alleen in-
ternationale scores ‘goed genoeg’
zijn voor kaderopname, zou dat
toch zeker ook voor de kampioen-
schapsselectie moeten gelden. Kort
gezegd: ik zie de logica hier niet
van in en heb ook nog geen goede
reden gehoord om tot deze eisen
over te gaan bij de jeugd.”
Toegankelijkheid
Volgens Schelstraete is het belang-
rijk om de aanwas van jeugdige
combinaties richting de top zo
breed mogelijk te houden. En zo
toegankelijk mogelijk. “Nationale
kaderwedstrijden werden sowieso
elke maand georganiseerd en daar
deden tientallen deelnemers aan
mee. Dat gaat met CDI’s niet.
Enerzijds omdat de startplaatsen
beperkt zijn en anderzijds omdat
bij een CDI een ander kostenplaatje
komt kijken én jeugdruiters, die
vaak nog schoolplichtig zijn, ook
nog van school moeten blijven
daarvoor.”
KNHS: ‘Ervaring met
internationale wedstrijden’
De KNHS houdt daar tegen: “In-
ternationaal starten is meer dan
beoordeeld worden door buiten-
landse juryleden. Op een inter-
nationale wedstrijd mag je ervan
uitgaan dat daar de beste juryleden
zitten, en daar zijn ook de beste
Nederlandse juryleden bij. De be-
oordeling en input van deze beste
Nederlandse en buitenlandse jury-
leden is uiteraard zeer belangrijk
en geeft ruiters en coaches goede
informatie, maar daarnaast is een
internationale wedstrijd gewoon
anders dan een nationale wed-
strijd. De hele voorbereiding, en-
tourage en gang van zaken op een
internationaal concours is duide-
lijk uitgebreider. Voor ruiters die
zich voor willen bereiden op een
internationaal kampioenschap –
en dat is toch het doel van de ka-
ders – zijn dat zaken die je moet
ervaren en die een routine moeten
worden. Dat gaat alleen als je het
regelmatig genoeg doet. Dat is dan
ook direct de reden om deze regels
ook door te voeren naar de jeugd,
ook daar is ervaring met internati-
onale wedstrijden essentieel in de
voorbereiding op een internatio-
naal kampioenschap. Zelfs met die
ervaring blijkt de spanning op een
kampioenschap voor veel ruiters
(en paarden) toch anders dan op
een nationale wedstrijd.”
DRESSUUR donderdag 20 januari 2022 | 12
Wijzigingen kadercriteria roepen weerstand op
ERMELO – Er is de KNHS veel aan gelegen dat de Nederlandse
topruiters in de dressuur- en springsport weer op het podium
gaan meedoen. Om dat te bereiken is er één en ander in de top-
sport aan het veranderen en dat komt niet bij iedereen goed aan.
De nieuwste ontwikkeling: in de dressuur wordt de lat voor een
plaats in één van de kaders hoger gelegd. Maar of dat ook op de
juiste manier gebeurt, daarover verschillen de meningen.
De KNHS stelt dat ervaring met internationale wedstrijden essentieel is voor de
jeugd in de voorbereiding op een internationaal kampioenschap. Op de foto
Marten Luiten met Fynona, de gouden combinatie van het EK Dressuur 2021
voor young riders. FOTO’S FEI / LUKASZ KOWALSKI
Monique Peutz: ‘We blijven iedereen zoveel
mogelijk kansen geven’
Monique Peutz, bondscoach van de junioren, young riders en U25-ruiters, denkt
dat de ontstane onrust te maken heeft met de communicatie. “Het was niet mijn
eerste keuze om het zo te doen en we blijven iedereen zoveel mogelijk kansen
geven. Verder veranderen de scores voor uitzending niet en ook het Talentenplan
staat hier los van. We willen er straks naar toe dat er twee uitzendingswedstrij-
den per maand zijn en we hebben ook nog de jeugdcompetities waarbij de
bondscoaches aanwezig zijn. We blijven de ruiters dus ook nationaal zien. En
daarbij: het kader moet geen hoofddoel zijn.”
Volgens Monique Peutz loopt het met het gebrek aan startplaatsen wel los. “Bij
de echt populaire wedstrijden, zoals bijvoorbeeld Hagen, is een beperkt aan-
tal startplaatsen beschikbaar. Maar bij andere wedstrijden kunnen we vaak de
deelnemers die willen starten kwijt. De KNHS zet daarvoor alles op alles. En we
letten er ook op dat iedereen aan de beurt kan komen.”
En dat is ook een punt bij de observaties: “Dat die deels nationaal zijn, heeft te
maken met de agenda. Het is simpelweg niet haalbaar om een internationale
wedstrijd te kapen en daar iedereen kwijt te kunnen die mee wil doen aan de
observaties. En we willen wel iedereen die denkt dat hij of zij in aanmerking
komt de kans bieden.”
Wat betreft de kosten zegt Peutz: “Internationaal rijden in de paardensport is
helaas een dure aangelegenheid, maar daar kan ik of de KNHS niets aan ver-
anderen.”
Nationale versus internationale jurering
Iris Boelhouwer liet in december 2021 in De Paardenkrant optekenen dat de
nationale jurering zich aan de internationale standaards moet aanpassen (‘Een
proef in Tolbert moet net zo beoordeeld worden als in Hagen’). Uit de nieuwe
kadercriteria kán op te maken zijn dat de nationale jurering nog niet zo ver is
aangezien de nationale scores niet ‘goed genoeg’ zijn voor kaderopname. Is
dat zo? “Wat betreft het verder veranderen en meer op een lijn brengen van
de jurering: dat is iets waar hard aan gewerkt wordt en onze volle aandacht
heeft. Er is nog geen nieuw hoofd officials aangesteld, maar het proces rondom
het aanstellen van een hoofd officials is al wel opgestart”, zegt de KNHS daar
nu over. Hoe denken juryleden daarover? Janine van Twist zegt dat ze er nog
niet op die manier over nagedacht heeft. “En dat geldt ook voor veel van mijn
collega’s. Velen van hen hebben alleen nog maar via de pers over de nieuwe
kadercriteria gehoord. Ik kan wel zeggen dat ik het jammer vind voor de sport
dat de goedbezochte kaderwedstrijden wegvallen.”
Wat is er veranderd?
Dressuurruiters moeten voortaan drie in plaats van twee keer naar een CDI (waar-
van één buiten Nederland) om in aanmerking te komen voor een plaatsje in
een kader. Ook de minimumscores om in aanmerking te komen voor een kader
worden per februari een procent hoger. Met uitzondering van de ponykaders.
De wijzigingen hebben te maken met het topsportbeleid van sportkoepel
NOC*NSF, die bij alle sporten alleen sporters met een A-status (lees: sporters in
het Olympisch kader) wil hebben, die daadwerkelijk kans maken op een hoge
klassering op een kampioenschap.
Concreet zegt NOC*NSF er dit over: ‘Het uitgangspunt om in aanmerking te komen
voor een A-status is een mondiale top acht-prestatie tijdens een WK, Olympische
Spelen, Paralympische Spelen of een ander internationaal topsportevenement
dat wat betreft deelnemersveld en geleverde competitie gelijk is aan een WK.’
Met de verhoging van 1% komt de KNHS nog niet geheel aan de NOC*NSF-eis.
Met de Olympische Spelen als uitgangspunt zou een top acht-score uitkomen
op 77% in de Grand Prix en bijna 78% in de Spécial.
De scores voor uitzending naar internationale wedstrijden veranderen overigens
niet. De op zogenoemde uitzendwedstrijden behaalde scores blijven staan op
twee keer 65% voor senioren (Lichte Tour en Zware Tour) en twee keer 63%
voor de jeugd. Na het behalen van die scores kunnen ruiters naar internationale
wedstrijden.
Monique Peutz: “De KNHS zet alles op alles om deelnemers die willen star-
ten op internationale wedstrijden kwijt te kunnen.”