Pagina 25 van: Paardenkrant 3 – 2022

Beste Bo,
Ik begrijp jouw boodschap. Als ik
terugblik op de zestien jaar dat ik
bondscoach heb mogen zijn, is er in
onze sport heel duidelijk een grote
verandering gekomen. Of dat de
sport nu allemaal ten goede komt?
We moeten er op een gegeven mo-
ment mee dealen zoals het nu is.
Ik ben absoluut voor vernieuwing
van onze sport. We moeten vooruit
kijken en meegaan met de huidige
sport, alleen onze viervoeter mag
daar niet de dupe van worden.
Goede combinaties
Nederland is ook maar een klein
landje. Maar wij zijn sinds ik weet
niet hoelang, wel een pur sang paar-
denland qua fokkerij, sport en alles.
Het zit echt in onze cultuur. Wat dat
betreft liggen wij wel voor op de
Scandinavische landen.
Kijk nou maar eens wat Zweden
doet. Als land was dat qua paar-
densport niet megagroot. Op een
gegeven moment zijn ze wel met
een goed management tot een heel
sterke prestatie gekomen. We kun-
nen daar een label aanhangen dat
een land dus over goede combina-
ties moet beschikken die ze op kam-
pioenschappen kunnen inzetten.
Landen als (sowieso) Duitsland
en Frankrijk konden vroeger drie
of vier eerste divisieteams opstel-
len en hadden dan nog voldoende
over om alle andere wedstrijden in
te vullen, maar die tijd is ook voor-
bij. In mijn ogen kan dat een paar
oorzaken hebben. Is dat puur alleen
het feit dat wij meer wedstrijden
hebben op dat niveau of hebben we
op een gegeven moment, ook in
Duitsland, toch het probleem dat er
minder toppaarden zijn? Dat laatste
is denk ik wel een heel belangrijk
punt.
Om medailles te kunnen winnen op
een kampioenschap, een landen-
wedstrijd of een Global Champi-
ons Tour-competitie zul je moeten
beschikken over goede combina-
ties. Dat zien we nu aan Zweden.
Ook in ons kleine landje zien we
dat we medailles kunnen winnen
op het moment dat we drie of vier
toppers bij elkaar kunnen krijgen
die we goed kunnen managen, en
laten pieken op het moment dat het
moet. Dan kun je een vuist maken.
Heb je niet die combinaties die de
nulrondjes draaien, dan doe je in
het klassement gewoon niet meer
mee. In mijn optiek is dat altijd zo
geweest. Alleen de concurrentie is
veel groter geworden.
Geen continuïteit
In een bepaalde periode zijn de
Oosterse landen, zoals Qatar en
Saoedi-Arabië, ook heel sterk op-
gekomen. Men heeft de sport een
financiële impuls gegeven. Die lan-
den konden het allerbeste materiaal
kopen. In samenwerking met een
goede manager en trainer Jan Tops
hebben ze dat een paar jaar kun-
nen doen. We hebben gezien dat ze
over steeds betere ruiters beschik-
ten, maar ze hebben het niet vol-
gehouden. Er is geen continuïteit
ingekomen. Ook bij Saoedi-Arabië
dat in Londen nog een bronzen me-
daille won op de Spelen.
Het heeft niet alleen puur met
goede paarden en goede ruiters te
maken. Het is een combi. Daar-
naast moet je over een manage-
ment beschikken waardoor je het
kunt continueren. En dat is best wel
moeilijk. In Nederland doen wij dat
eigenlijk best goed.
Bovendien werken wij ook met
jong paardenmateriaal. Alhoewel
je vroeger nog veel meer jongere
combinaties zag opkomen. Toen
waren er elk jaar wel pakweg tus-
sen de twee en zes toppaarden die
eraan zaten te komen waarvan je
al dacht dat het heel grote gingen
worden.
Als die grote dan ook nog heel
toevallig bij de ruiter was die het
kon, hadden we weer een paar top-
pers in huis. Zo is het met heel veel
van onze paarden gegaan vanuit
de jonge paarden-rubrieken, zoals
een Verdi of een London. Ik zou
nog series kunnen opnoemen. De
laatste jaren hebben we dat alleen
niet meer zo. En dan is natuurlijk
de vraag waar dat aan ligt. Ligt dat
aan te veel wedstrijden rijden of dat
alles verkocht wordt? Ligt dat aan
het feit dat men te snel te veel doet
met de paarden die het kunnen?
Dit zijn wel punten die momenteel
meespelen.
De accu’s vol
Toen wij medailles wonnen, heb-
ben de ruiters het met een goed
management voor elkaar gekregen
dat de paarden niet te veel of te
weinig deden en de accu’s vol had-
den als het moment kwam dat je
ze nodig had. Wij hebben vroeger
nooit meer dan twee keer een inzet
van een topcombinatie verlangd als
er acht landenwedstrijden waren
die allemaal telden om de finale te
kunnen rijden. Met uitzondering
van een extra inzet als het om de-
gradatie ging.
Waar wij vroeger nog een keer een
winterstop hadden, hebben we nu
het hele jaar door wedstrijden. En
dat vergt een heel goede planning.
Ik heb mij ooit eens laten vertellen
door een heel grote naam uit de
wereld van de paardensport dat dit
probleem zich vanzelf wel oplost.
En ik antwoordde: dan zal één de
dupe zijn. En vaak is dat het paard.
Het welzijn van het paard is iets
waar we vanuit heel de wereld en
de FEI heel streng op moeten blij-
ven in de toekomst kijkende.
Er is een te groot aantal aan wed-
strijden. Vroeger waren er landen-
wedstrijden, tien landen streden
om in acht landenwedstrijden in
de League te blijven, en er waren
ook drie-, vier-, en vijfsterren-
wedstrijden, maar niet zo veel als
nu. Ten opzichte van toen zijn de
landenwedstrijden steeds minder
geworden voor onze eerste divisie-
League. Helaas zijn uit onze serie
wedstrijden als Aken, Rome, La
Baule en Calgary allemaal Rolex
geworden. Aan de andere kant
zijn de Global Champions Tour-
wedstrijden in aantal alleen maar
gegroeid. Daarbij zijn alle lucra-
tieve vijfsterrenwedstrijden er ook
bijgekomen. Uiteindelijk is dat vij-
vertje van de wedstrijden vol, maar
de vijver van de paarden is niet vol.
Dus hoe ziet de sport er in de toe-
komst uit? Dat hangt grotendeels af
van wat eigenaren en ruiters gaan
plannen voor hun paarden. Als daar
een ruiter bij is die hoog op de ran-
king staat die alle wedstrijden wil
rijden die hij kan rijden, zoals de
landenwedstrijden en de kampi-
oenschappen en dat wil combine-
ren met de lucratieve wedstrijden,
dan moet hij beschikken over mini-
maal vier tot zes Grand Prix-paar-
den. Anders kan hij nooit genoeg
wisselen.
Combinatieranking
Het is onwijs hoe gefixeerd men is
op de ranking. Uiteindelijk is dat
ook logisch, want vanuit die ran-
king kom je aan de start. Dat begint
al bij de tweesterren. Hoe hoger je
op de ranking komt, hoe makke-
lijker je via het online rankingsy-
steem geselecteerd wordt voor die
wedstrijden. Als je niet hoog op de
ranking staat, ben je altijd afhanke-
lijk van anderen die wellicht niet
willen of moet je gaan lobbyen.
Daarom ben ik altijd al een voor-
stander van een combinatieranking
in plaats van een ruiterranking.
Bij een combinatieranking krijg je
de juiste paarden ook weer op de
juiste wedstrijden. Als die combi-
natieranking er was geweest, was
Jeroen Dubbeldam heel hoog op
de ranking uitgekomen, maar nu
is hij nooit verder gekomen dan de
top dertig. Jeroen werkte pur sang
naar landenwedstrijden en kampi-
oenschappen toe en ging daarbij
niet nog eens voor de lucratieve
vijfsterrenwedstrijden. Met een
ruiterranking word je als ruiter
geaccepteerd voor een concours.
Naar het paard wordt eigenlijk niet
gekeken.
De druk voor jullie organisatie van
de Wereldruiterspelen in Herning
zijn de schaduwlijnen die we in
Tokio hebben gezien. De criteria
om startgerechtigd te kunnen zijn
(criteria of capability) zou hoger
moeten, zodat we in ieder geval
op een Olympische Spelen of een
WK combinaties aan de start krij-
gen die als combinatie aan de eisen
voldoen.
We zien ook dingen gebeuren door-
dat de boog te gespannen staat. Dit
is inherent aan sport. Iedereen wil
boven zichzelf uitstijgen. Je loopt
op een ongelofelijk dun draadje.
Dat kan goed gaan, maar ook mis-
gaan. De taak van de nationale
sportbonden is om dat strakker in
de hand te houden, omdat we met
levend materiaal werken.
Trainer
Mijn energie ligt nu niet meer bij
de rol van coach, maar als trainer
blijf ik heel dicht bij de sport staan.
Ik verlies de grote sport niet uit
het oog. Ik richt me op ons eigen
bedrijf samen met Robbert, mijn
zoon. We leiden springpaarden op
en we zijn een professioneel trai-
ningscentrum in het opleiden van
ruiters en paarden. Van de jeugd tot
en met senioren. Wij hebben veel
jeugd uit binnen- en buitenland die
trainingen volgen. Dat is enorm
fijn om te doen.
Ik wil graag de pen doorgeven
aan de heer Theo Ploegmakers, de
voorzitter van de EEF.
KETTINGBRIEF donderdag 20 januari 2022 | 25
Altijd voorstander geweest van een combinatieranking
Het lijkt onderhand een onderonsje te worden tussen de
springbondscoaches. We waren van de Noorse springbonds-
coach Mikael Kolind overgestapt naar de Deense spring-
bondscoach Bo K. Møller en zijn nu uitgekomen bij de
voormalig bondscoach van de Nederlandse springruiters:
Rob Ehrens. Ten eerste gaat hij in op de vraag met welke blik
hij tegen de sport aankijkt en welke richting die opgaat. Bo
K. Møller vroeg hem ook naar zijn plannen voor 2022. Zullen
we Rob Ehrens dan gewoon weer terugzien in de sport? Wat
gaat hij nu doen? In de volgende editie is het woord aan Theo
Ploegmakers, de voorzitter van de EEF.
Beste Theo,
Ik stel dezelfde vraag. Hoe is de sport zich aan het ontwik-
kelen en wat kan de EEF daaraan bijdragen om alles in een
goede structuur te krijgen zodat het goed is voor iedereen?
Wat kunnen we nog doen om de FEI beter te maken en te
zorgen dat die zich meer gaat inzetten voor onze sport? Naar
mijn idee doen ze daar te weinig aan.
Met vriendelijke groet, Rob Ehrens
De Kettingbrief
Bo K. Møller – Rob Ehrens – Theo Ploegmakers