Pagina 27 van: Paardenkrant 50 – 2021

Beste Jesper,
Ik ken jou al vanaf dat je heel klein
want, was toen kwam ik altijd bij
jouw vader lessen. De laatste jaren
zijn we heel goede vrienden gewor-
den. We gaan altijd samen op ski-
vakantie en houden met onze vrien-
dengroep barbecues.
Vanaf 2019 zit ik in een bestaande
accommodatie in Wagenberg waar-
aan we ondertussen veel verander-
den. Ooit was hier de hengstenhou-
derij van Wim van Dongen geves-
tigd. Twee jaar geleden begonnen
jullie bij ons met werkzaamheden.
Allereerst met het verbreden van de
buitenbak. Hij is tien meter breder
gemaakt en heeft een hele nieuwe
toplaag gekregen. Jullie hebben
toen ook de parkeerplaats en het
springterrein op gras aangelegd.
Vorig jaar gingen jullie verder. De
afrastering van de weilanden is toen
aangepakt en jij ploegde een heel
weiland om en legde het weer
recht. Jullie maakten ook een gal-
oppeerbaan van vierhonderd meter
lang die om de weilanden heen ligt
zodat we de paarden daar kunnen
uitstappen en kunnen galopperen.
De oude bodem van de buitenbak
hebben we hergebruikt op de gal-
oppeerbaan. Zodoende lopen we al-
tijd droogvoets naar de wei toe.
Maria Jørgensen
Jullie werk is afgerond, maar wij
zijn hier nog niet klaar. Bij zo’n
klus komt altijd meer kijken. Zoals
jou bekend is, ben ik niet de eigen-
aar van deze accommodatie, maar
de Noorse springamazone Maria
Jørgensen. Haar vader is hier ook
wel bij betrokken. Maria werkt en
rijdt bij mij. Tien jaar geleden
kwam zij als leerling uit Noorwe-
gen bij mij terecht. Toen studeerde
ze nog. Maar tegenwoordig runt ze
eigenlijk mijn bedrijf en regelt alles
waar ik geen tijd voor heb. Ze rijdt
een deel van de paarden. De paar-
den zijn in gezamenlijk bezit voor
de verkoop.
Ik heb altijd voor de sport geleefd
en ik zat vrij lang in het Noorse
springteam. Ik deed aan drie Euro-
pese kampioenschappen mee en
reed een Olympische Spelen. In
2007 plaatsten we ons op het EK in
Mannheim voor de Olympische
Spelen van Beijing. Op de Spelen
werd ik individueel negende met
Bessemeind’s Casino. Na Beijing
startte ik in 2009 op het EK in
Windsor en twee jaar later volgde
Madrid.
Toen ik daarna een tijdje iets min-
der paarden tot mijn beschikking
had en niet meer zulke goede paar-
den had als Bessemeind’s Casino of
Quasimodo Z, reed ik nog wel wat
driesterrenwedstrijden. Ik had al-
leen niet het gevoel dat ik in aan-
merking moest komen voor een
kampioenschap. Ondanks dat ik
wel het aanbod kreeg om mee te
gaan naar het WK in Cannes. Ik
wilde dat niet want daar was mijn
paard nog niet goed genoeg voor.
Chef d’équipe
In die periode werd ik chef
d’équipe van Noorwegen. Ik hield
me alleen bezig met de senioren. Ik
ging dan mee naar driesterrenwed-
strijden zodat de ruiters er op con-
cours iemand bij hadden staan die
ze konden vertrouwen bij het losrij-
den en het lopen van het parcours.
Als aanleunpunt. Ik nam ook altijd
wat paarden mee om andere proe-
ven mee te rijden. Met drie man
deden we de selectie dus de verant-
woordelijkheid werd dan een beetje
verdeeld. Op het WK in Cannes
was ik mee als chef d’équipe.
Op dit moment ben ik niet meer be-
trokken bij de Noorse springruiters
want er moet brood op de plank
komen. Bondscoach zijn brengt
niet al te veel op als je een stal moet
runnen. Zeker niet als je de hele tijd
op die concoursen bent en er moet
toch geld binnenkomen.
Ik rijd nog steeds veel. We hebben
dertig paarden op stal staan inclu-
sief mijn eigen paarden en de paar-
den van de mensen die ik begeleid.
Ik heb zeven paarden waarmee ik
op concours ga. De paarden worden
verkocht als ze een jaar of acht zijn
en 1,40 m. of 1,45 m. springen,
voordat ze aan de top zitten dus. Ik
kan ze dan makkelijk verkopen
want dan zit er nog een droom in bij
mensen. Als ze ouder zijn, moeten
ze toch meer presteren of héél erg
goed zijn. Ik verzilver ze voordat ze
zover komen.
Begeleiden van ruiters
De reden waarom ik geswitcht ben
van topsport naar het begeleiden
van ruiters, ging niet over één nacht
ijs. Het was een heel proces. Ten
eerste kwam mijn echtscheiding
om de hoek kijken. Ik heb twee kin-
deren van negen en elf jaar oud en
zij wonen fulltime bij mij. Dat is
dus moeilijk te combineren met
topsport.
Ik begeleid nu veel jonge Noorse
springruiters. Er is één jongen uit
Noorwegen die hier elf paarden in
training heeft staan. Anderen heb-
ben hier gewoon één of twee paar-
den staan. Ik begeleid ook een jon-
gen uit Jordanië. Deze ruiters
komen in een milieu terecht dat
vertrouwd voor ze is. Ze voelen
zich hier veilig. Ze weten wie ik
ben en waar ik voor sta.
In Noorwegen wordt de jeugd tot
de leeftijd van eenentwintig jaar
ondersteund. Daarna is dat vaak af-
gelopen. Eigenlijk heeft de jeugd
dan nog te weinig geleerd en daar-
door gaan ze niet meer verder.
Het is daar een beetje de trend om
proeven te rijden. Als je een young
rider bent, moet je young riders-
proeven rijden. Als je junior bent,
rijd je junioren-proeven. Het gaat
niet om het rijden. Ze willen erbij
horen en die proeven rijden. Ook al
zijn ze er niet klaar voor. Als ze bij
mij komen, willen ze graag direct
1,40 m. rijden, maar daar doe ik
niet aan. We beginnen in het M of
Z om te leren rijden. Ik moet ze al-
tijd afremmen. Van huis uit zijn ze
gewend om gepusht te worden.
Mijn leerlingen hoeven niet de-
zelfde fouten te maken als ik heb
gedaan. Je moet eerst een basis leg-
gen om sterk op je voeten te kunnen
staan. Als je geen goed fundament
bouwt in je rijden, dan begin je op
een gegeven moment te wankelen
en valt het hele huis in elkaar. Het
gaat erom dat ze op de langere ter-
mijn goed kunnen presteren.
Van huis gegaan
Net zoals mijn leerlingen ging ik
vroeger op jonge leeftijd van huis
om te leren paardrijden. Toen ik
twintig was, vertrok ik naar België
om bij Jan Lieckens te werken.
Toentertijd was dat al best een grote
handelaar. Hij verkocht wel vijf-
honderd paarden per jaar. Jan deed
dat samen met de vader van Niels
Bruynseels.
In Noorwegen werkte ik ook nog
een tijdje voor Geir Gulliksen. Dat
was vlakbij mijn ouderlijk huis. Op
een gegeven moment kwam ik in
Noorwegen in contact met George
Remmen. Hij regelde dat ik in Ne-
derland een baan kreeg zodat ik als
ruiter kon groeien. Toen was Ne-
derland vrij vooruitstrevend met
alles.
Vanaf 1997 ben ik vier jaar bij Ger
Poels geweest, dat was echt leer-
zaam. Ik heb daar zoveel paarden
onder mijn kont gehad. Ik nam al-
tijd negen of twaalf paarden mee
op concours. Toen ik daar weg-
ging, stonden er 120 startkaarten
op mijn naam. Daarna werkte ik
vanaf 2001 tien jaar bij Bessem-
eind. Ik kreeg ook jarenlang les
van Roelie Bril en daar heb ik heel
veel profijt van gehad. Er wordt bij
hem veel getimmerd aan het dres-
suurwerk.
Handel gegroeid
Ten opzichte van vroeger is de han-
del enorm gegroeid. Zeker nu met
corona. Ik ben benieuwd of we ge-
noeg paarden kunnen produceren
om aan die vraag te kunnen vol-
doen. Het is nu al moeilijk om een
goed paard te vinden. In mijn ogen
heeft de Nederlandse springpaar-
denfokkerij een stap terug gedaan,
zeker ten opzichte van de Belgische
springpaardenfokkerij. Ik vraag me
af hoe we dat weer recht kunnen
trekken.
In Noorwegen is onze sport enorm
gegroeid. Vroeger gingen de
meeste ruiters met een trailer naar
concours. Maar tegenwoordig staan
er honderd vrachtwagens op het
concoursterrein die een kapitaal
waard zijn. Ik richt me daarom tot
de huidige springbondscoach van
Noorwegen: Mikael Kolind. Hij is
een goede vriend van me. Toen ik
chef d’équipe was van Noorwegen
zat hij ook in dat driemansteam en
begeleidde de jeugd. Hij leeft voor
wat hij doet en is heel erg gemoti-
veerd.
Ik verzilver de paarden voordat ze op hun top zijn
Beste Mikael,
Hoe denk jij over onze sport in het algemeen? Jij hebt een
heel doordacht plan gemaakt voor de Noorse springsport.
Kun je daar iets van onthullen? Hoe wil je veranderingen aan-
brengen bij onze jeugd zodat jullie meer op de langere termijn
spelen en de jonge ruiters door blijven gaan?
Met vriendelijke groet,
Morten Djupvik
Jesper Romp hield de Kettingbrief op Brabantse bodem. De
Noorse springruiter Morten Djupvik geeft deze week een
kijkje in zijn keuken. De aanleiding daarvoor is dat V&R
Equestrian Footings, het bedrijf van Jesper Romp en Yves Ver-
heyden, bij Djupvik een nieuwe buitenbak, paddocks en ren-
baan aanlegde. Vroeger behoorde Morten Djupvik tot het
Olympische Noorse springteam, maar sinds hij op een andere
accommodatie zit, focust hij zich op de handel en het trainen
van ruiters in plaats van het bedrijven van topsport. In deze
aflevering licht hij toe of dat zijn ware passie is, waarna hij
zich richt tot de Noorse springbondscoach Mikael Kolind.
De Kettingbrief
Jesper Romp – Morten Djupvik – Mikael Kolind
FO
TO
A
RC
H
IE
F
W
W
W
.A
RN
D
.N
L
woensdag 15 december 2021 | 27KETTINGBRIEF
Je moet eerst een basis leggen om sterk
op je voeten te kunnen staan
In mijn ogen heeft de Nederlandse springpaar-
denfokkerij een stap terug gedaan, zeker ten
opzichte van de Belgische springpaardenfokkerij