Pagina 5 van: Paardenkrant 7 – 2022

dan we de reglementen kunnen
aanpassen.”
Anita: “Dat is een heel interessante
inderdaad. De wereld evolueert, de
sport evolueert, maar wij galoppe-
ren er achteraan.”
Roy: “Eigenlijk wil je zeggen:
als wij vinden dat het welzijn van
het paard in het geding is, kan het
nooit. Of het nu één keer slaan is,
twee keer of drie keer, als de wel-
zijnsgrens wordt overschreden kan
het niet. Maar dat kan je moeilijk
reglementeren.”
Hoe gaat het in de
breedtesport?
Roy: “Internationaal zijn de ste-
wards op een bepaalde manier
opgeleid. Maar in de basissport
ben je als vrijwilliger diegene die
in z’n eentje op het voorterrein
staat iets mocht vinden van wat
daar gebeurt. Als KNHS kunnen
we zeker nog meer doen qua bij-
scholen, maar we leggen wel zo’n
belangrijk moment in handen van
een vrijwilliger. Is dat houdbaar?
Of moeten ook in de basis stewards
‘in dienst nemen’ zodat we honderd
procent zeker zijn dat het welzijn
gewaarborgd wordt?”
Hoe zit het precies met de
steward, wat mag hij of zij
op het voorterrein?
Anita: “Je kan niet zomaar iemand
wegsturen. Maar je kunt wel ie-
mand aanspreken op gedrag. En dat
moet ook. Op internationale wed-
strijden bepaalt de voorzitter van
de jury uiteindelijk wat er gebeurt,
niet de steward. Ik vind wel dat er
beter samengewerkt moet worden.
De jury moet zich meer laten zien
op het voorterrein, zodat hij weet
wat zich daar afspeelt.”
Piet: “Wat mij betreft zou de rol
van de steward groter mogen zijn.
Wat er bij ruiters thuis gebeurt,
kun je niet controleren. Maar het
resultaat ervan zie je vaak wel op
de wedstrijd. En daar kun je tegen
optreden. Dus een paard dat over-
dreven springt en dat blijft doen,
daarop moet een steward ingrij-
pen. Niet bij een vierjarige; die
kan uit zichzelf wel een meter te
hoog springen, gewoon van groe-
nigheid. Maar een paard van tien
jaar dat meedoet aan de Grote Prijs
springt niet opeens een meter extra
de lucht in. Dan moet je gewoon
zeggen: postzegel erop en kom vol-
gende week maar terug.”
Dan hebben we het dus
over barreren. Hoe vaak
komt dit voor in Nederland?
Piet: “Niet vaak. De meeste ruiters
vinden ook absoluut dat het niet
kan. Maar het zijn altijd dezelfde
mensen die onze sport in een
kwaad daglicht stellen. Daarom is
het zo belangrijk dat er tegen op
wordt getreden. Zelf heb ik er twee
keer voor gezorgd dat een combi-
natie niet de ring in is gegaan. Dat
was niet makkelijk, maar ik ben er
wel dwars voor gaan liggen omdat
ik echt vond dat het niet kon.”
Waar zit dit probleem
vooral? Op het hoogste
niveau, of ook bij de jonge
paarden die beoordeeld
worden op hun manier van
springen?
Piet: “Ik ben er heilig van over-
tuigd dat hoe hoger het niveau is,
hoe minder het voorkomt. Op de
Spelen kon je precies zien wie zijn
paard ‘geholpen’ had en wie niet,
dat was helemaal niet moeilijk.
Daar had natuurlijk direct ingrepen
moeten worden. Maar zo’n ruiter
krijgt het ook wel van zijn colle-
ga’s te horen. Op de lagere niveaus
zie je dingen gebeuren waarvan je
denkt: wat gebeurt hier nou? Het
grootste gevaar is dat amateurs de
beelden uit Duitsland zien en zelf
gaan experimenteren. Ik kan er met
mijn hoofd dan ook niet bij dat een
federatie dit toestaat.”
Wesley: “Maar bij vierjarigen ge-
beurt het ook. En dat ligt vooral aan
de jurering. Als je een top te rijden
vierjarige meeneemt, die gewoon
netjes springt en alles doet wat hij
moet doen, dan krijg je als gelukt
hebt een 7. En als er één hebt die
de pannen van het dak springt, dan
krijg je een 9,5. Daarom doe ik dus
negen van de tien keer niet meer
mee, want hiermee werk je bijna
in de hand dat mensen denken:
hij moet nog maar even een foutje
maken op het voorterrein, zodat hij
scherp is, anders krijg ik mijn pun-
ten niet. Dat zie je ook bij de jonge
dressuurpaarden, waar spektakel
beloond wordt. In de hele breedte
moet er wat gebeuren aan de jure-
ring, zodat we niet meer in de hand
werken dat mensen dit soort dingen
gaan doen.”
Piet: “Ik jureer heel veel vier- en
vijfjarigenrubrieken en het zijn toch
de paarden van de ‘niet-professione-
len’ die ineens rare sprongen laten
zien. Professionele stallen laten ze
gewoon natuurlijk springen, want
die denken aan de toekomst.”
Wesley: “Dat geloof ik, maar het
gebeurt wel. En er zijn denk ik wei-
nig mensen met jouw verstand van
paarden die jongepaardenrubrie-
ken willen jureren. Ik zie namelijk
heel veel beoordelingen waarvan
ik denk: dat had ook heel anders
gekund.”
Piet: “Het is ook kei-moeilijk.
Laatst was er een paard, een vier-
of vijfjarige dat ben ik even kwijt,
die zo onnatuurlijk sprong dat ik
heb gezegd: die geef ik geen pun-
ten, want die is niet te beoordelen.
Dus die is niet teruggekomen in de
tweede ronde. Er zijn weinig men-
sen die dat durven, maar dat zou
wel moeten gebeuren.”
Even concreet: het harna-
chement. Er mag veel, is dat
houdbaar?
Anita: “Ik zeg altijd: ‘kijk alsje-
blieft op het voorterrein hoe ermee
omgegaan wordt en niet alleen of
iets al dan niet is toegestaan.’ Maar
iets anders. Ik heb al jaren geleden
gezegd: haal die kappen achter eraf
bij de ponyruiters. Wat vinden jul-
lie daarvan?”
Piet: “Ik ben het er helemaal mee
eens. Ook in topsport moeten ze
kappen vandaag nog verbieden. Dan
heb je weer veel natuurlijkere sport.
Want er zijn paarden die reageren
daar zo op, dat is niet natuurlijk. En
dan zit je alweer in een grijs gebied.
Dus: totaalverbod, klaar.”
Wesley: “Dat is ook voor de sport
beter. Want als je op een gegeven
moment tweesterren Grote Prijzen
hebt met 24 man in een barrage…
dan wordt er zo vreselijk hard gere-
den. Dus hoe minder van dat soort
dingen je toestaat, hoe beter. Aan
de andere kant, qua bitten zie ik al
veel minder gekke dingen. Vroeger
had je nog van die grote knoesten
van paarden, die konden we niet
houden dus dan werd er wat inge-
hangen. Nu zijn de paarden veel
sensitiever, ze moeten ook veel
vlugger zijn en de mondjes zijn
kleiner. Ik zie dan ook niet zo veel
meer van die grote bitten.”
Piet: “In de topsport valt het met
de bitten bijna altijd mee. Terwijl
er bij de pony’s soms weer dingen
voorbij komen waarvan je denkt:
wat is dit?”
Wesley: “Ik zie op Horses soms
wel dat ze reageren op de opto-
ming. Laatst bijvoorbeeld op een
foto van Kevin Jochems met een
hackamore. Die jongen kan natuur-
lijk fantastisch paardrijden. Vervol-
gens zie ik in de L een meisje rijden
met van die Lee Towers-handen,
met een pessoa. Niet om een ama-
teur aan te vallen, maar dan denk
ik: dat is pas erg. Als een paard de
juiste optoming heeft, ook al is die
wat scherper, en gereden wordt
door iemand die er met verstand
mee omgaat is dat wat mij betreft
beter dan iemand die iedere bocht
met twee handen aan de watertrens
hangt. Maar dat is niet te reglemen-
teren.”
Anita: “Dus dan is er een taak voor
ons op het voorterrein. Zo leid ik
juryleden ook op: als er iemand
loopt te trekken, ga er dan naar
toe. Of naar de ouders. Het is vaak
onwetendheid, dus je kan ze heel
veel meegeven. Wat vroeger op de
ponyclub geleerd werd, dat is nu
deels onze taak. En dat is alleen
maar leuk, want je ziet dat het voor
verbeteringen zorgt.”
Roy: “Des te beter wij weten wat de
impact is op het welzijn, hoe beter
we ook in kunnen grijpen. Ik zou
het liefst alles vrijgeven qua harna-
chement. Als we het welzijn hele-
maal op orde hebben, zijn er veel
minder regeltjes nodig. Waarom
zou je dan in een reglement zetten:
dit bit mag niet en dat wel? Dat is
dan helemaal niet nodig.”
Ook niet voor de lagere
klassen en de jeugd? Die
stille hand en verfijnde
hulpen kun je dan toch nog
niet verwachten?
Roy: “Dan is het op wedstrijden
de taak van officials om in te grij-
pen, als er een grens overschreden
wordt. En het gaat ook om diegene
die de jeugd opleidt. Volgens mij
kan elke goede instructeur heel
veel dingen verzinnen waarmee
je aan de stille hand van de ruiter
werkt, of waarmee je de zit van de
ruiter beter maakt. Dat zou niet in
een bit op wedstrijd moeten zitten.”
Anita: “En, dat wil ik toch ook
even zeggen, ik ben al heel lang
jurylid en het niveau van de jeugd
is de laatste jaren enorm vooruit
gegaan. Laten we vooral ook de
positieve dingen benoemen.”
»Lees meer over dit onderwerp op
Horses Premium (gratis voor abonnees).
SPRINGEN woensdag 16 februari 2022 | 5
‘Iedereen ziet het als het misgaat en heeft er een mening over, maar ingrijpen is blijkbaar nog steeds lastig’
Anita van Os
is FEI Steward
dressuur en
springen, FEI
jurylid springen
en opleider
springjuryleden
breedtesport.
Roy van den Hoogen: “Eigenlijk wil je zeggen: als wij vinden dat het welzijn van het paard in het geding is, kan het nooit.
Of het nu één keer slaan met een zweep is, twee keer of drie keer, als de welzijnsgrens wordt overschreden kan het niet.
Maar dat kan je moeilijk reglementeren.” FOTO WWW.ARND.NL
Oproep aan Annette van Trigt
Naast de broodnodige kritische blik op onszelf moet er meer aandacht zijn
voor de positieve kanten van de sport, vinden de gespreksdeelnemers. Piet: “Er
mankeert niks aan onze sport en het is niet alsof onze sport aan het verloederen
is. Integendeel. We moeten veel meer laten zien hoe mooi de sport is.” Anita:
“Hoe mooi zou het zijn om in een documentaire te laten zien wat paardensport
betekent voor bijvoorbeeld kinderen in coronatijd? Bij deze doe ik een oproep
aan Annette van Trigt!”
Piet Raijmakers: ‘De meeste ruiters vinden ook
absoluut dat barreren niet kan’