Pagina 13 van: Paardenkrant 8 – 2021

door Rick Helmink
Waar de daadwerkelijke handel op
Stal Schep eerder de boventoon
voerde, heeft zich dat door de jaren
heen steeds meer verplaatst naar het
fokken zelf, opfokken en opleiden
van jonge paarden. “De fokkerij is
veel meer geworden omdat ik
merkte dat de zelfgefokte paarden
de paarden waren die het vervol-
gens het best deden. Dat klinkt mis-
schien een beetje arrogant, maar
tegenwoordig zijn alleen de beste
paarden het investeren waard. Dat
soort goede paarden vinden is ont-
zettend lastig. Daarbij is het finan-
ciële plaatje bij het zelf fokken ook
beter: als ik een goede vier- of vijf-
jarige wil kopen, betaal ik daar al
snel 40.000 tot 60.000 euro voor.
Dan zitten er altijd paarden tussen
die het niet worden en dan is je ver-
lies veel groter dan bij een zelfge-
fokt paard.”
De combinatie
Schep fokt zo’n dertig tot veertig
veulens per jaar. “Maar voor dit jaar
verwachten we hier al weer 45 veu-
lens.” Voornamelijk springpaarden
en een paar dressuurpaarden. Va-
ders zoeken van die 45 veulens is
iets waar Schep praktisch het hele
jaar door mee bezig is. “Ik heb al-
tijd een paar A4-tjes op mijn bureau
liggen met hengsten die ik interes-
sant vind. En dan ben ik eigenlijk
steeds bezig met het maken van de
beste combinaties.”
Alleen de beste merries
Maar nog belangrijker dan de heng-
sten, zijn volgens Schep de merries.
“Alleen de beste merries zijn wat
mij betreft goed genoeg voor de
fokkerij”, aldus Schep. “Van alle
fokmerries waarmee ik fok ken ik
precies hun sterke en minder sterke
punten. Dat is ontzettend belangrijk
in de fokkerij. Met uitzondering
van een merrie die zich vroeg bles-
seerde, zijn ze ook allemaal gere-
den en weet ik hoe ze onder het
zadel zijn. Dat moet je ook weten
in de fokkerij want dat is waar het
om gaat. Het mooie van de fokkerij
is dat je kunt compenseren, maar
dan moet je wel precies weten wat
een merrie nodig heeft. Je moet
ervan uit gaan dat alles erfelijk is.
Daar zoek ik dan de hengst op uit
en als het product dan zo is als ver-
wacht – beter op de punten die je
wilde verbeteren – dan kun je ook
een betere inschatting maken van
hoe zo’n fokproduct uitgroeit. Dan
is de kans op succes met die eigen
fokproducten groter en zitten er dus
ook minder missers tussen.”
Domme combinaties
In de fokkerij in het algemeen vindt
Schep dat er nog veel ‘domme
combinaties’ worden gemaakt en
ook nog veel paarden gefokt wor-
den die eigenlijk niet bijdragen aan
het fokdoel. “Over het algemeen
denk ik dat veel fokkers nog stren-
ger moeten zijn in het selecteren
van hun merriemateriaal. Dus niet
de beste merrie verkopen, maar
daarmee fokken. En dan ook zor-
gen dat je alles weet over die mer-
rie.”
Op populatieniveau is Schep
streng: “Als je kijkt naar de hele
paardenstapel zou je eigenlijk met
een derde af kunnen voor de top-
sport. Als je de uitslagen bekijkt
over de hele wereld, zie je dat de
beste paarden uit beste moeders en
goede moederstammen komen en
ook vaders hebben die betere paar-
den zijn.”
“Natuurlijk kun je niet nog maar
met een derde van de paardenstapel
fokken, enerzijds omdat je de fok-
kerij dan waarschijnlijk te veel zou
versmallen qua bloed en anderzijds
omdat er nog meer belangen spe-
len. Als KWPN-bestuurslid ben ik
me natuurlijk ook bewust van het
verenigingsbelang en dat strookt
niet uitsluitend met het belang van
de fokkerij van paarden voor de
topsport.”
Namenfokkerij
Onder ‘domme combinaties’ schaart
Schep ook het stapelen van grote
namen, zonder precies te kijken of
de combinatie wel passend is. “De
afgelopen tien jaar is dat toegeno-
men omdat op veulenveilingen veel
betaald wordt voor een opeenstape-
ling van klinkende namen. Over
tien jaar zullen we weten wat deze
manier van fokken brengt. Het
wordt wel eens commerciële fokke-
rij genoemd, maar dat vind ik geen
passende term. Het is fokken om het
veulen te verkopen, commercieel
zijn op langere termijn is wat an-
ders. Om commercieel te zijn op
lange termijn, moet je zorgen dat je
de beste paarden fokt.”
Jonge hengsten
Een ander punt dat Schep stoort, is
dat veel jonge hengsten tegenwoor-
dig bijna niet meer de kans krijgen
in de fokkerij. “En dat terwijl je in
de fokkerij eigenlijk als doel hebt
dat elke generatie beter wordt. Ik
gebruik daarom ook veel jonge
hengsten. En daar komt ook weer
de beste combinatie terug: een
jonge hengst kan precies hebben
wat een bepaalde merrie nodig
heeft.”
“Maar het is helaas in Nederland
en ook in België zo dat jonge heng-
sten bijna niks dekken. En als ze
nog maar een handvol merries dek-
ken, wordt het ontzettend lastig om
te ontdekken of ze fokken. Ik denk
dat we daardoor echt verervers
mislopen. Een hengst heeft toch
minstens dertig tot vijftig nakome-
lingen per jaar nodig om te toetsen
of zijn nafok goed is. Veel jonge
hengsten komen nauwelijks aan de
vijftien merries. En of hengsten
dan dekken heeft praktisch alleen
maar met het station te doen, als zij
een trouwe klantenkring hebben
die op hun hengstenhouder ver-
trouwen, dekt de hengst nog wat.
In de afgelopen twintig jaar heb ik
denk ik meer dan 25 goedgekeurde
hengsten gehad en ik heb ze alle-
maal verkocht als sportpaard. Dat
komt deels omdat ik er misschien
niet genoeg voor doe en ook geen
hengstenhouder ben, maar ander-
zijds ook omdat ze niet echt aan het
dekken komen.”
Schep vervolgt: “Een recent voor-
beeld van een hengst waarvan ik
verwacht dat ‘ie super past op de
Nederlandse paardenstapel is La
Costa ES (Mosito van ’t Hellehof x
Cumano, red.). Een hengst met
maat, formaat en vermogen, maar
ik heb er praktisch alleen zelf mer-
ries mee gedekt, plus nog een paar
mensen hier uit de buurt. De jaar-
lingen hebben we nu beoordeeld bij
het vrijspringen en die vallen posi-
tief op.”
Sport
Hoewel Schep zich veel met heng-
sten bezighoudt, heeft hij nooit am-
bities gehad om hengstenhouder te
worden. “Het spelletje met de
hengsten vind ik leuk, maar ik ben
geen hengstenhouder en wil het ook
niet worden. Ik houd van goede
paarden en daar zitten dan ook
goede hengsten tussen. Paarden
fokken, opfokken en opleiding
richting de topsport is het belang-
rijkste op ons bedrijf.”
‘Meer succes met eigen fokproducten’
Egbert Schep over zijn fokkerij en neus voor talent
TULL EN ’T WAAL – Voor Egbert Schep zijn de hengsten eigen-
lijk meer een hobby, maar wel een hobby die de handelaar goed
ligt. Op de afgelopen KWPN Hengstenkeuring en de laatste ver-
richtingsonderzoeken bleek zijn scherpe neus voor jong talent
maar weer eens. Schep kreeg vijf springhengsten aangewezen en
een dressuurhengst, drie van deze hengsten zijn zelfgefokt. De
Paardenkrant sprak met Schep over de fokkerij in het algemeen
en over zijn fokkerij.
“Een recent voorbeeld van een hengst waarvan ik verwacht dat ‘ie super past op de Nederlandse paardenstapel is La
Costa ES”, vertelt Egbert Schep over één van zijn eigengefokte, goedgekeurde hengsten.
De Quantensprung x Stedinger blijft:
‘Een heel bijzondere’
De door Schep zelf gefokte en aangewezen dressuurhengst cat.nr. 542 (Quan-
tensprung x Stedinger) wil hij houden. “Dat is echt een heel bijzondere in mijn
ogen, een complete hengst met stap, draf en galop en hij doet het ook super
onder het zadel.”
Ook de geprimeerde springhengst cat.nr. 89 (For Pleasure x Diamant de Semilly)
is een aparte volgens Schep. “Deze hengst kwam afgelopen zomer op mijn pad
en ik vind dat een ontzettend bijzondere hengst. Hij was als veulen heel duur
verkocht op een Belgische veiling en de eigenaar wilde ‘m niet per se kwijt, maar
ik wilde hem heel graag hebben dus heb doorgewerkt en ‘m in handen gekregen.”
Opleiders vinden is ontzettend lastig
Bij het opleiden van de paarden ziet Schep iets waar hij zich zorgen over maakt
en wat hem dwingt tot steeds vroeger verkopen van paarden. “Er zijn nog maar
ontzettend weinig goede opleiders te vinden. Ruiters die paarden thuis een
goede opleiding willen geven en daar voldoende voldoening uit halen. Dat is
werkelijk bijna niet meer te vinden. De betere ruiters willen liever op concoursen
rijden op 1,30 m.-1,40 m-niveau en er zijn niet veel mensen te vinden die je te-
vreden kunt houden met van half acht ‘s ochtends tot zes uur ‘s avonds jonge
paarden rijden. Dat is een serieus probleem en geldt eigenlijk overal in Europa.
Ook in Duitsland ken ik stallen met precies die problemen. Ik weet niet of het op
te lossen is, maar het heeft er bij ons voor gezorgd dat we steeds eerder verko-
pen. Waar we eerder zo ver mogelijk de opleiding verzorgden, verkopen we nu
ook al op twee- en driejarige leeftijd.”
woensdag 24 februari 2021 | 13INTERVIEW
‘Om commercieel te zijn op lange termijn,
moet je zorgen dat je de beste paarden fokt’
De Quantensprung keer Stedinger is een heel bijzondere”, aldus Egbert
Schep over zijn zelfgefokte cat.nr. 542, die op de afgelopen KWPN Heng-
stenkeuring werd aangewezen voor het verrichtingsonderzoek. FOTO PAARDEN-
KRANT/MELANIE BREVINK-VAN DIJK