Pagina 19 van: Paardenkrant 8 – 2021

Beste Chris,
Ik ben vereerd dat je aan ons denkt.
Wij kennen elkaar goed. En ik ken
jouw vriendin Martine al langer dan
jou. We zien elkaar momenteel al-
leen niet zo vaak omdat er niet zo-
veel concoursen zijn. Daarnaast
hoor ik je natuurlijk ook via Clip-
MyHorse. Ik vind jou een goede
verslaggever. Je bent altijd heel en-
thousiast. Ik heb er respect voor dat
je altijd de afstammingen van alle
paarden kent. Dat is knap.
Merrie belangrijkst
Ik zal maar gelijk met de deur in
huis vallen. Ik zie het zo: doordat er
goede nakomelingen worden gebo-
ren van de hengsten die gebruikt
worden voor ICSI, loopt men hard
achter die hengsten aan. Toch denk
ik, net zoals jij, dat de merrie het
belangrijkst is. Anders maakt het
maar weinig uit als je een aparte
hengst gebruikt. Jij schrijft dat een
hengst op een merrie moet passen.
Maar wanneer past het? Dikwijls
weet je niet hoe de merrie fokt als
je ermee begint.
Bij jonge hengsten zit je nooit zo
snel mis. Ook al zie je misschien de
ene hengst liever dan de ander. Ze
zijn allemaal getest en als ze in Ne-
derland worden goedgekeurd
komen ze bijna allemaal uit goede
lijntjes. Daar kan eigenlijk niet zo-
veel verkeerd aan zijn. In Neder-
land zie je ook dat alle hengsten
qua exterieur goed mee kunnen. Ze
hebben weinig gebreken. En ook de
aanleg voor springen is goed.
Ja, natuurlijk kijk ik dan ook naar
de kracht van mijn eigen merries.
Je kent je merries, qua karakter en
instelling. Het zijn net mensen. Het
draait om de mentaliteit. Ze moeten
een goede kop erop hebben, zeg ik
dikwijls. Het moeten slimme mer-
ries zijn: snel en voorzichtig. Ik heb
laatst een artikel gelezen waarin
stond: als paarden geen vermogen
hebben, houdt het spelletje snel op.
Maar als ze niet snel en voorzichtig
zijn, houdt het spelletje naar mijn
idee al veel eerder op (al na het
stijlrijden).
Een meter te groot
Wij laten onze paarden ook los-
springen en dan zie ik al wel of ze
een goede economische, slimme
manier van springen hebben. En ze
hoeven dan echt niet direct hoog de
lucht in te gaan. Bij het losspringen
zie ik alleen niet of ze een dikke
proef kunnen lopen. Meestal voel je
pas of ze daar overheen kunnen als
je erop zit. Je hoeft helemaal geen
parcours te rijden, maar je voelt wel
of je een keer een meter te groot zit.
Het gevoel dat ze simpel bijpakken
heb je al heel snel. Vroeger heb ik
ook genoeg slechte paarden gere-
den om te voelen hoe ze niet moe-
ten voelen.
Bij de recent verkochte Vigo d’Ar-
souilles-nakomelingen Fasther en
Fosther wist ik al tijdens de VSN-
finale dat het al heel goeie paarden
waren. Fosther hebben ze alleen
niet kunnen beoordelen omdat hij
in de finale te bang was. Hij was zo
scherp dat hij na een sprong weg-
vloog. Maar het gevoel met sprin-
gen was goed. Fasther werd vierde
in de finale. Dat ding sprong al
heel goed. Hij was alleen nog heel
groen en die andere paarden waren
al goed te rijden. Fasther trok er zo
hard aan dat hij wegsprong onder
Nathalie van der Mei. Zij beoor-
deelde de paarden samen met Cor
Loeffen. Paarden die echt hoog
kunnen, hebben meestal wel iets
geks in zich dat ze te veel willen.
In het begin werkt dat dikwijls
tegen je. Dan zijn ze te heet en te
lastig.
Nooit rijk rekenen
Toen ik mijn paarden zelf reed,
werden ze voor hun zevende jaar
verkocht. Maar nu mijn eigen kin-
deren op onze eigen paarden rijden
wil ik ze toch langer houden. Je
vraagt of het moeilijk is om nee te
zeggen tegen kopers. Het is moei-
lijker om ‘ja’ te zeggen dan ‘nee’.
Je hebt er van jongs af aan alles aan
gedaan en dan is het altijd wel een
nadeel als ze weggaan. We kunnen
onze paarden langer houden omdat
we alles zelf doen (beslaan, scan-
nen, insemineren, zadelmak maken
en rijden) en de kosten daardoor
laag houden. Ik heb zelf een akker-
bouwbedrijf dus we hebben al stro
en hooi. Zolang niemand geld
biedt, hoef ik niet te weten hoeveel
mijn paarden waard zijn want dan
kosten ze niet meer dan ze mij ge-
kost hebben. Je moet je van tevoren
nooit rijk rekenen.
Sommige paarden heb ik bewust
gehouden, bijvoorbeeld de Gui-
dam-dochter Vesther. Zij is een
volle zus van het Grand Prix-
springpaard Manchester. Ik kon
haar altijd verkopen, maar ik zei al-
tijd ‘nee’. Ik ben blij dat ik haar
nooit heb verkocht. Bas en Eline
hebben daar veel plezier van gehad.
Al heb ik haar gehouden voor de
fokkerij en dat is goed gelukt. Ik
geloof dat het ons jaarlijks twee na-
komelingen opleverde. We hebben
er zelfs weleens vier embryo’s uit
gespoeld. Spoelen gaat wat dat be-
treft makkelijk. Ik ben niet zo’n
voorstander van ICSI. Je hoort toch
links en rechts dat het belastend is.
Ipsthar
Het paard waarmee mijn zoon afge-
lopen zomer Nederlands kampioen
werd bij de young riders, Kannan-
dochter Hardesther, heb ik wel ver-
kocht. Bas snapt dat ook wel. We
kunnen ze ook niet stapelen. Alles
moet wel betaald worden natuur-
lijk. Bas rijdt nu op de Denzel van
’t Meulenhof-zoon Ipsthar. Ik doe
hem niet weg want het is een
hengst. Hij is goedgekeurd bij het
KWPN dus hij kan jaarlijks nog
een beetje zijn kost terugverdienen
als hij wat merries dekt. Ipsthar is
acht jaar en loopt 1,45 m. Het lijkt
een heel goede te worden.
Wij hebben geen sponsors, dus we
moeten alles zelf bekostigen. Ik ben
ook niet graag afhankelijk van ie-
mand. Daardoor is het voor de kin-
deren moeilijk om op mooie, grote
wedstrijden uit te komen. We
komen daar toch niet tussen. Om
hogerop te komen zul je ook over
veel meer paarden moeten beschik-
ken. Dat is ook een reden om de
paarden niet te houden. Het is wel
leuk om tweesterrenwedstrijden te
rijden, maar daar kun je de kost niet
mee verdienen. Maar goed, we
weten nooit hoe het gaat lopen.
Misschien lukt het met Ipsthar. Wie
weet gaat hij het heel goed doen in
de sport.
Gek van een hengst
Ik fok per jaar ongeveer elf veulens,
maar eigenlijk is dat te veel. Ik ge-
bruik bewezen- en jonge hengsten.
Dat is ook wel een gevoelskwestie.
Je ziet ze een keer springen of op
de hengstenkeuring. Je kent de af-
stamming en je bent een beetje gek
van een hengst. Ik heb ook wel veel
Belgische hengsten gebruikt (Filou
de Muze, Mosito van ’t hellehof,
Emerald). Ik heb heel veel nakome-
lingen van Vigo d’Arsouilles. Ik
heb nog twee volle zusters van
Fasther. Van de Cardento-dochter
Bardesther spoelde ik twee em-
bryo’s van I’m Special de Muze en
één van Denzel van’t Meulenhof.
Het is wel een probleem om jonge
hengsten aan het dekken te krijgen.
Op het moment dat mensen zien dat
er goede nakomelingen van komen,
zijn ze al naar het buitenland ver-
kocht. Voor ons is het makkelijker
om jonge hengsten te gebruiken.
Wij doen weleens twee of drie mer-
ries bij dezelfde hengst om te weten
of hij goede nakomelingen geeft.
En omdat we spoelen kunnen we
nog meer veulens fokken met de-
zelfde afstamming. Heel interes-
sant.
Wij leiden onze fokproducten op
tot sportpaarden. We verkopen geen
embryo’s, veulens, jaarlingen of
jonge paarden. Als je een paard van
me wilt kopen, zul je een goede
merrie moeten kopen die in de sport
loopt. Je moet iets meer uitgeven,
want dan heb je gelijk een goede
merrie voor je fokkerij. En als je
echt iets uit het lijntje wilt hebben,
kun je ook met Ipsthar dekken.
Ik wijs Ralph van Venrooij, Hoofd
fokkerijzaken en Trainingscentrum
KWPN, aan voor het vervolg. Ik
ken hem van vroeger. Toen liep hij
stage bij Jack Neefs.
De merries moeten een goede kop erop hebben
Beste Ralph,
Eerst mijn complimenten. Het was fantastisch dat we vorig
jaar met de jonge paarden bij Jan Tops konden rijden. Super
geregeld! En de hengstenkeuring was dit jaar online. Ik kon
de hele dag op de bank liggen en alles perfect volgen. Hoe be-
langrijk was het voor het KWPN om zonder publiek en in-
komsten toch online uit te pakken en zich te onderscheiden
van andere stamboeken?
Met vriendelijke groet,
Geert Moerings
Een mooier voorbeeld dan springpaardenfokker Geert Moe-
rings uit het Brabantse Roosendaal kun je niet geven, zal fok-
ker Chris de Heer vorige week gedacht hebben. Hij boog zich
in zijn Kettingbrief over het dilemma dat maar een select ge-
zelschap hengsten de dienst uitmaakt als de voortplantings-
techniek ICSI wordt toegepast. Het toeval wil dat Moerings
niet schroomt voor een beetje bloedspreiding. In deze editie
vertelt hij meer over zijn kijk op de fokkerij. Waaraan ziet
Moerings dat zijn fokproducten het grote werk aankunnen en
waarom gaat hij soms niet over tot verkoop? Ralph van Ven-
rooij, Hoofd fokkerijzaken en Trainingscentrum KWPN,
neemt het stokje over.
De Kettingbrief
Chris de Heer – Geert Moerings – Ralph van Venrooij
FO
TO
P
AA
RD
EN
KR
AN
T/
M
EL
AN
IE
B
RE
VI
N
K-
VA
N
D
IJK
woensdag 24 februari 2021 | 19KETTINGBRIEF
Dikwijls weet je niet hoe de merrie fokt
als je ermee begint
Vroeger heb ik ook genoeg slechte paarden ge-
reden om te voelen hoe ze niet moeten voelen