Onderhoud van de weide is van belang om het weiland optimaal te kunnen gebruiken. Per seizoen verschilt dit onderhoud nogal. Welke handelingen moeten wanneer uitgevoerd worden?
Voorjaar

Het voorjaar betreft de maanden maart tot en met mei. Het weideseizoen begint meestal zo rond 1 april en voor een goede grasmat moet vooral de voedingstoestand op peil zijn. Om te kunnen groeien moet gras voldoende voedingsstoffen tot beschikking hebben en daarvoor is bemesting nodig. Deze bemesting kan via kunstmest of via dierlijke mest worden opgebracht.
• Het voordeel van dierlijke mest is dat de meststoffen uit de mest verspreid over het hele weideseizoen vrijkomen. Let op: de meeste loonwerkers rijden zo’n 20 m3 (kuub) per hectare uit. Voor paardenweides is dat al snel aan de hoge kant, omdat er dan te veel kalium wordt uitgereden en het gras moeilijk belangrijke sporenelementen op kan nemen. Laat daarom rond de 10m3 drijfmest per hectare uitrijden.
Houd bij het uitrijden van mest de geldende regels in de gaten. Belangrijk is om het tijdstip van uitrijden te koppelen aan de temperatuur. Gras groeit niet als de temperatuur beneden de 60C is. Het langjarig gemiddelde is in april 8,30C.
• Als toch liever kunstmest gebruikt wordt, is het mogelijk om speciale kunstmest voor de paardenweide te strooien. Bij normale kunstmest voor rundveeweides komt de stikstof snel vrij, wat voor paarden niet gewenst is. ENTEC-Stikstof van BASF komt gespreid over twee tot drie maanden vrij en is geschikter voor paardenweides. Het gras groeit dan wel goed, maar de eiwitgehalten blijven laag. Ook spoelt er door het langzaam vrijkomen weinig stikstof uit, wat goed is voor het milieu.
• Voer een bodemanalyse uit om te checken of meer maatregelen nodig zijn, bijvoorbeeld het toevoegen van fosfor. Fosfor is belangrijk voor nieuwe wortelvorming, om verschillende onkruiden terug te dringen én een belangrijke bouwsteen voor de beenderen van het paard.
Zomer

De zomer loopt van juni tot en met augustus, in deze periode genieten de meeste paarden volop van weidegang. Juist in deze periode van hoge begrazingsdruk moet de weide goed in conditie gehouden worden.
• Paarden houden van structuurrijke grassoorten en kruiden. Diversiteit in grassen en kruiden is te bereiken door een gevarieerd beheer toe te passen. Sommige grassoorten bloeien laat en andere soorten juist snel. Door van een perceel de ene helft tweemaal per jaar te maaien en de andere helft maar eenmaal, krijgen verschillende soorten meer kans. Beide delen van het weiland krijgen zo een eigen samenstelling van gras en kruidensoorten. Wel is het van belang steeds hetzelfde maairegime op hetzelfde stuk grasland toe te passen.
• Afwisselend maaien en weiden heeft een positief effect op de grasmat en dat verdient aanbeveling.
• Haal in de zomer de paardenmest uit het land. Enerzijds om wormbesmettingen te reduceren en anderzijds om geen latrines in het land te krijgen waar geen paard meer wil grazen.
• Haal geregeld de weilandbloter over het land, dan gaan de ‘bossen’ eruit. Een paard zal die anders de volgende keer liever laten staan. Eventuele mest wordt dan uit elkaar gehaald en dode grassen worden verwijderd, waardoor ruimte ontstaat voor nieuwe planten.
• Om de smakelijkheid van het gras te verhogen, kan een beetje landbouwzout over het gras worden gestrooid. Vooral paarden die veel arbeid doen hebben een hoge behoefte aan natrium.
• Een tweede mestgift in de zomer is goed om het gras de rest van het weideseizoen te voorzien van voedingsstoffen.
• Loop regelmatig door het weiland om giftige planten op te sporen.
Najaar

Het weideseizoen loopt doorgaans af op 1 oktober, midden in het najaar dat loopt van september tot en met november. Aandachtspunten zijn vooral het in conditie houden van de grasmat. Een te intensief gebruik komt de grasgroei in het komende kalenderjaar niet ten goede.
• Probeer eens in de tien jaar het grasland opnieuw in te zaaien. Ook doorzaaien, waarbij graszaad in de bestaande grasmat wordt ingebracht, is een optie om kale plekken te vullen en het is goedkoper omdat daarmee niet de hele grasmat verloren gaat. Wel is het lastig voor de jonge grassen om te concurreren met de al bestaande pollen in het land. Het beste moment voor deze reparatiewerkzaamheden is het najaar.
Gebruik bij het doorzaaien grassen die geschikt zijn voor paarden: een hoge structuur en weinig eiwit. Ook moet het groeipunt laag bij de bodem zitten, omdat paarden het gras kort afbijten. Diverse fabrikanten hebben graszaadmengsels die geschikt zijn voor paarden. Over het algemeen is daar relatief weinig van het hoogproductieve Engels Raaigras in te vinden, maar wel grassoorten als Rietzwenkgras, Roodzwenkgras, Veldbeemd of Grote Vossenstaart. Afhankelijk van de voedingstoestand van de bodem en de afwatering valt een keuze te maken voor bepaalde grassen.
• Laat het gras in het najaar niet te kort afgrazen. Gras kan prima de winter in met een lengte van zo’n tien centimeter. Gras groeit weinig als de temperatuur beneden de 150C daalt, volgens het KNMI is dat ongeveer vanaf september. Vanaf november, als de temperatuur gedaald is tot beneden de kritieke 60C, groeit het gras helemaal niet meer. Beweiden zonder grasgroei levert een te korte stoppel op en vaak is de bodem ook nog eens zo nat dat er makkelijk verdichting en vertrapping optreedt.
• Als in het najaar kroonroestvorming op het gras optreedt, dan wijst dat op een te laag stikstofgehalte. Een kleine kunstmestgift kan dat verhelpen, maar beter is om de grasmat gedurende de zomer van een geleidelijke stikstoflevering te voorzien en zo de roestvorming te voorkomen.
• Laat bodemonderzoek uitvoeren om de pH-waarde van de grond te checken. Een lage pH-waarde (verzuurde bodem) kan de opname van voedingsstoffen belemmeren. De pH-waarde is op peil te brengen door het strooien van kalk. Doe dit in het najaar, zodat de pH in het voorjaar weer op peil is.
Winter

De winter, die van december tot en met februari loopt, is een goed moment om de toestand van de bodem te laten beoordelen.
• Wees zuinig op de grasmat. Laat de paarden de grasmat niet vertrappen, want anders vertaalt zich dat in de zomer in een te weinig productieve grasmat.
• Neem bodemmonsters om de voedingstoestand van de bodem te bepalen. Neem deze monsters niet op de plaats van de paardenlatrines, want dat geeft een vertekend beeld.
• In de winter zijn eventuele mollen makkelijker te vangen, omdat ze dan dichter aan de oppervlakte zitten.
• De winter is heel geschikt om de waterhuishouding te observeren. In het natste seizoen van het jaar wordt zichtbaar of er eventueel drainage nodig is.