Huidbultjes, jeuk, mok, slecht verharen en staart- en maneneczeem zijn veel voorkomende klachten bij paarden. Veroorzaakt door een allergie, insecten of omgevingsfactoren en heel soms door voedsel, maar ook door parasieten in en op het paard. Een verminderde weerstand maakt paarden gevoelig voor deze huidklachten. Zonder voldoende specifieke voedingsstoffen, zoals aminozuren, mineralen, vitaminen en vetzuren kan de huid verzwakken en niet goed herstellen.
Een gezonde huid komt van binnen. Oftewel, een niet geheel gezond paard heeft eerder huidklachten. Vandaar dat het bij huidklachten, maar ook bij problemen met hoef en haren, goed is om het rantsoen na te kijken. Uiteraard kan het nodig zijn een behandeling in te stellen, maar met een optimaal rantsoen geneest een paard sneller en voorkom je herhaling.
De huid is een groot orgaan
De huid is een belangrijk en groot orgaan. Het beschermt het paard tegen schadelijke stoffen en micro-organismen. De opperhuid is de buitenste laag, die voornamelijk uit keratinocytencellen bestaat, die zich constant delen en de oude huidlaag vervangen. Daaronder ligt een dikkere huidlaag, die de opperhuid ondersteunt en voorziet van voedingsstoffen. In deze laag bevinden zich de haarfollikels, talg- en zweetklieren en zenuwenuiteinden.
Vitamine A, D, E en C
Tekorten aan vitamine A, D, E en C kunnen leiden tot minder goede wondgenezing, verandering van onderhuidse bindweefsel en verhoorning van de huid. De meeste rantsoenen bevatten voldoende vitamine A of caroteen. Van caroteen maakt het paard zelf vitamine A. Vitamine D maakt een paard ook zelf onder invloed van zonlicht. Ook vitamine C wordt bij het paard in de lever geproduceerd. Bij oudere paarden en paarden met leverproblemen kan deze productie te laag zijn. Vitamine E neemt een paard voldoende op uit vers gras. Dit is wel minder bij ouder gras en uiteraard bij een korte beweidingstijd. In de winter kan een paard vitamine E-tekort krijgen, omdat het aandeel vitamine E in hooi en kuilvoer steeds verder daalt.
Zink, koper en selenium
Een belangrijke functie van zink, en in mindere mate koper, ligt in de groei van huidhoorncellen en van haar. De huid verzwakt bij een zinktekort. En omdat de huid een belangrijke barrière is tegen indringers van buiten, kunnen bacteriën eerder in de huid kruipen (mok!). Ook selenium speelt een rol in de huidgezondheid. Het is een sterke antioxidant die schadelijke stoffen, die ontstaan in de stofwisseling, afbreekt.
Deze drie mineralen of sporenelementen, koper, selenium en zink, zijn voor het paard dus onmisbaar. Ze komen voor in gras en ruwvoer, maar in vrij lage concentraties. De Nederlandse bodem is erg arm aan selenium en dus de gewassen ook. De Nederlandse bodem is wel rijk aan ijzer. En dat zie je ook terug in het gras en ruwvoer. Het paard krijgt zo dus voldoende ijzer binnen. Soms bevat het ruwvoer vrij hoge ijzergehalten. Die zijn voor het paard niet direct schadelijk, maar kunnen wel de opname van koper en zink nadelig beïnvloeden. De tekorten aan zink, koper en selenium die paarden oplopen zijn meestal niet zodanig dat er ernstige ziekten door ontstaan. Maar een langdurige situatie van nét niet voldoende van deze voedingsstoffen kan zeker van invloed zijn op de weerstand en huidgezondheid.
Aminozuren
Voor de productie van hoefhoorn en haren zijn natuurlijk ook voedingsstoffen nodig. De bouwstenen van keratine (hoorn- en haarmateriaal) bestaan uit zwavelhoudende aminozuren, methionine en cysteine. Cysteine kan een paard uit andere aminozuren maken, maar methionine niet. Aminozuren zijn de bouwstenen van eiwit. Niet elke eiwitbron bevat dezelfde aminozuursamenstelling. Eet een paard voldoende eiwit, dan krijgt hij meestal ook voldoende methionine binnen. Gras en hooi zijn over het algemeen eiwitrijk. Toch kan het eiwitgehalte soms tegenvallen, zeker in hooi dat gemaakt is van gras van schrale gronden. Eiwitarm hooi levert ook te weinig methionine aan het paard. En daarmee weinig bouwstenen om gezonde haren en hoorn te kunnen maken. Eiwitarm hooi kan leiden tot onvoldoende bespiering en op lange termijn ook tot slecht verharen en verandering van de hoefhoornkwaliteit.
Vetzuren
De talgklieren zorgen voor een vettig beschermend laagje op de huid. Te weinig essentiële vetzuren, met name omega-6, kan een droge en schilferige huid en zelfs haarverlies tot gevolg hebben. De benodigde hoeveelheid is vrij laag, maar of het paard voldoende krijgt is afhankelijk van de samenstelling van het rantsoen. Elk voedermiddel bevat wel wat vet, zelfs hooi en gras, al is dat wel vrij laag. Aan krachtvoer wordt vaak plantaardige olie toegevoegd. Op deze manier kan het paard voldoende omega-6 vetzuren opnemen. Een kleine toevoeging van plantaardige olie is altijd mogelijk, met een scheutje olie door het voer.
Biotine
Een aparte rol in de kwaliteit van het hoefhoorn heeft biotine. Biotine is onderdeel van het vitamine B-complex. In de darmflora zorgen de micro-organismen voor de productie van vitamine B die het paard kan opnemen. De hoeveelheid biotine die een paard nodig heeft is zeer laag. Biotine heeft meerdere functies in de stofwisseling. Eén van die functies heeft betrekking op het vormen van keratine. Normaal gesproken is een kleine hoeveelheid biotine daar voldoende voor. Bij sommige paarden kan het toevoegen van extra veel biotine de kwaliteit van het hoefhoorn verbeteren. Dit zijn paarden die brokkelige hoeven hebben en waarbij dit met een goed rantsoen onvoldoende verbetert. Deze paarden hebben altijd een extra hoge dosering biotine nodig om sterkere hoeven te krijgen.
Juiste toevoegingen geven
Heeft een paard huidklachten of problemen met verharen of een slechte kwaliteit van de hoeven, dan kan een aanpassing van de voeding helpen. Zomaar lukraak een supplement geven, kan volledig de plank misslaan. Door eerst een goede analyse te laten doen van wat het paard met alle voedermiddelen binnenkrijgt, kan je ontdekken waar de tekortkomingen liggen. Zo geef je gericht de juiste toevoegingen.