Elk paard heeft zijn eigen bewegingsmechanisme. Als ruiter probeer je dat zo goed mogelijk te managen. Sommige paarden hebben op jonge leeftijd al veel kracht en andere hebben van nature een minder sterke achterhand. “Over het algemeen kun je stellen dat een kort gebouwd paard meer kracht heeft dan een groot en langgelijnd paard”, concludeert instructeur Wim Bonhof.
Problemen in het bewegingsmechanisme van het paard, zoals het slepen of wijdgaan met de achterbenen, zijn vervelend, maar niet onoplosbaar. “Bij beide afwijkingen is het stuwgedeelte groter dan het draaggedeelte van het paard. Dus het is belangrijk dat je die draagkracht verbetert. Daarnaast is de houding van de ruiter erg belangrijk, want een paard kan zijn achterhand beter onder zijn lichaam plaatsen als zijn ruiter in balans zit.” Het slepen en wijdgaan met de achterbenen kun je volgens Bonhof verminderen door gerichte training. “Wel is een slepend achterbeen moeilijker te verhelpen. In dat geval gaat het vaak om wat stuggere paarden die je weer soepel moet maken in rug en lendenen. Paarden die van achteren wijdgaan, zijn vaak slap. Deze paarden moet je dus sterker maken. Het sterker maken van slappe paarden is eenvoudiger dan het soepel maken van stugge paarden.”
Wijdgaan
Als een paard met zijn achterbenen ver uit elkaar loopt, dan zie je dat snel. Zeker als het paard recht naar je toe komt of van je af loopt. Het paard zet namelijk zijn achterbenen buiten het spoor van zijn voorbenen. “De oorzaak van het wijd lopen is vaak slapheid. Ook als ruiter voel je deze afwijking. In het zadel voel je minder draagkracht. Het paard gebruikt zijn rug niet goed en je voelt het ook in de aanleuning.” Het zogenoemde ‘schaatsen’ is ook een vorm van wijdgaan. Het paard begint smal en plaatst zijn achterbeen naar buiten. Hij maakt een soort schaatsende beweging. “Over het algemeen zijn dit beweeglijke paarden met erg veel souplesse. Behalve training moet je deze paarden ook de tijd geven om sterker te worden. Dat gebeurt helaas niet altijd.”
Om de achterhand sterker te maken zijn er diverse oefeningen die je kunt toepassen in je training. “Schouderbinnenwaarts is een prima oefening, want het paard moet hierbij meer op het achterbeen komen. De beenzetting loopt over drie sporen en hij moet zijn binnenachterbeen onder de massa brengen. Dat kost kracht. Voorwaarts rijden is ook belangrijk. Het klinkt misschien eenvoudig, maar dat is het niet. Paarden die wijdgaan, gaan dan vaak kort en snel lopen. Dat is juist niet de bedoeling. Ze moeten verruimen, grotere passen maken. Niet harder gaan. Omdat deze paarden een gemis aan kracht hebben, is dit extra moeilijk, want de achterhand moet meer ondertreden. Tevens is de verruiming goed voor de afwisseling in het tempo. Veel mensen rijden steeds in hetzelfde tempo. Als je daarin varieert, dan komt je paard beter aan je been. Ook is hij meer geconcentreerd op de ruiter. Sommige paarden gaan trouwens alleen wijd als ze moeten verruimen. De draagkracht verdwijnt. Probeer dan om vanuit schouderbinnenwaarts een diagonaal op te rijden en daarna te verruimen. Dan vertrek je uit een smal spoor en zal het paard minder snel wijdgaan.
Rijd in je training ook eens enkele passen achterwaarts. Het paard moet meer zijn benen onder zijn lichaam brengen. Behalve voor de draagkracht is deze oefening ook goed voor de rug. Deze welft dan meer opwaarts. Cavalettiwerk is ook goed voor de achterhand én coördinatie. Het paard moet zijn benen optillen en voorwaarts plaatsen. Dat kost kracht, want paarden die wijdgaan, houden hun achterbenen vaak wat recht in het spronggewricht. Het springen van in-uitjes is ook prima. Daarnaast is het een leuke afwisseling in de training. Je krijgt er een blijer paard van.”
Slepen
Bij het slepen met de achterbenen is de oorzaak meestal weinig souplesse en minder atletisch vermogen. Dat is volgens Bonhof minder makkelijk op te lossen dan het wijdgaan. Toch kun je het slepen verminderen. Alle oefeningen die Bonhof hierboven heeft genoemd, zijn ook toepasbaar op paarden die slepen. “Bij paarden die slepen moet je zorgen dat de rug en lendenen soepel blijven. Vaak zijn deze stijf. Hoe doe je dat? Stel je paard wat lager in totdat hij zijn rug gebruikt. Het verschilt per paard hoe laag je hem moet instellen. Je kunt het voelen wanneer hij zijn rug gebruikt: dan kun je fijner zitten. Door veel galopwerk beweegt een paard ook beter door zijn rug. Over het algemeen galoppeert een paard met een slepend achterbeen wat stijfjes. Een goede oefening is om al galopperend een grote volte te sluiten. Blijf de volte wel mooi rond rijden. Hoe kleiner de cirkel, hoe meer het paard met zijn achterbeen moet dragen. Het paard vindt dit moeilijk en zal eerder terugkomen in tempo. Rijd dat wat het paard terugkomt in tempo weer naar voren. Het is een zware oefening, dus doe dit niet te lang.”
Een paard dat wijdgaat of sleept met zijn achterbenen wordt in de dressuursport afgestraft. Je krijgt aftrek van punten, net zoals bij een paard dat bijvoorbeeld met zijn tong naar buiten loopt. In de springsport word je niet beoordeeld door een jury, maar zul je zien dat dit soort paarden moeite heeft met het rekken op brede sprongen. „Wil je dit verbeteren dan kun je in-uitjes springen. Bijvoorbeeld in-uitjes met oxers erin. Bouw deze sprongen niet te hoog, maximaal een meter. Ook een goede oefening is het springen van een simpel steiltje vanuit een verzamelde galop. Daar wordt het paard ook soepeler en sterker van.”
Aandachtspunten bij het wijdgaan
- Rijd je paard goed door de rug door hem laag in te stellen;
- Maak overgangen en schijnovergangen om je paard sterker te maken;
- Oefen schouderbinnenwaarts;
- Rijd achterwaarts om de rug sterker en losser te maken.
Aandachtspunten bij het slepen
- Rijd je paard goed door de rug om hem losser en soepeler te maken;
- Doe veel galopwerk, open en sluit voltes;
- Train met cavaletti zodat je paard zijn benen op moet tillen;
- Spring in-uitjes.