In de aanloop van de opnamen voor de Duitse film ‘Edles Halbblut – Kann mann leistung zuchten’ stelde filmmaker Wolfgang Bergmann de vraag wie er eigenlijk de grootste invloed heeft op de prestatiefokkerij. Een interessante vraag, die naar mijn gevoel niet in één zin te beantwoorden is. Er spelen veel factoren een rol.
Uiteindelijk hebben de stamboeken de grootste invloed, omdat zij de hengsten aanwijzen die de volgende generaties bepalen. Hoe dit selectieproces er uitziet en wat de criteria zijn? Tja. De heren in het midden van de baan beschikken, zo lijkt het, over een toverhoed. Elk jaar opnieuw toveren ze de kampioenen eruit en weten al welke van de honderden jonge hengsten prestaties gaan leveren. Het streven? Oh ja, een beter sportpaard. Niets is echter onduidelijker dan de hantering van de criteria om dit doel te bereiken. In zo’n wereld is een toverhoed ideaal. Dan hoef je niets uit te leggen, je tovert alleen de volgende generatie tevoorschijn.
Pure pioniers
Graag wil ik een lans breken voor al die fokkers die op eigen houtje op zoek gingen naar de ideale hengst voor hun merrie. Fokkers die door stamboeken worden gezien als lastig en eigenwijs en keer op keer in het hemd worden gezet, zo niet uitgelachen. Gepassioneerde ‘remi’s’ die tegen alle stromingen in roeiden. Zij lieten bloed stromen waar dit niet de bedoeling was. Gedreven door de passie een beter sportpaard te fokken. Zij waren het, die als eersten interessante hengsten uit andere fokgebieden inzetten en in beeld brachten of deze lijnen een positieve bijdrage leverden. Ook met de teleurstellingen die met vernieuwingen gepaard gaan, moesten ze in hun eentje omgaan. Van ondersteuning voor dit pionierswerk was geen sprake, van waardering nog minder. Het leeuwendeel van de toppaarden die de basis vormen voor de koppositie van het KWPN op de rankings, is door deze groep fokkers gefokt.
Fokdoel vervaagt
Fokgebieden maken al eeuwen gebruik van elkaars tophengsten. Het is dus niet zo vreemd om landsgrenzen te overschrijden. De verschuiving naar een Europese fokkerij is volop gaande. Piepend en knarsend accepteren stamboeken hun veranderende rol. Het positieve hiervan is dat stamboeken meer aandacht voor de noden van stamboekleden krijgen en een behulpzame en voorlichtende functie gaan bekleden.
En het fokdoel? Het gewenste plaatje van een KWPN’er of Oldenburger, Selle Francais of Holsteiner? Dit najagen van individuele stamboekkenmerken behoort, aan de ontwikkelingen te zien, tot het verleden. Hannover vergaloppeerde zich en verloor haar springstammen. Holstein probeert krampachtig lendenpartijen en ruggen te verbeteren en heeft teveel van hetzelfde gebruikt. Frankrijk vergat rekening te houden met genoeg rittigkeit. Nederlandse paarden zijn mooi, maar missen vermogen en voldoende kaliber.
Iedereen is het erover eens dat we spring-, dressuur- en recreatiepaarden willen fokken met als het kan veel talent. Een vastgesteld fokdoel per stamboek vervaagt hiermee. De vraag richt zich op aanleg en talent voor de sport. Niet op reproduceerbare ideaalbeelden waarvoor vervolgens geen afzet is.
Juist in deze tijd is het schrijnend te constateren dat het aanbod de vraag vele malen overstijgt. Dit probleem was er vijf jaar geleden al en heeft dus niet alleen met de crisis te maken. Stamboeken, media en hengstenhouders zijn volledig aan de overbevolking – lees vermeerderingspraktijken – voorbijgegaan. Ze hebben er zelfs nog een schep bovenop gedaan. Een kwalijke zaak. De rijen wachtende paarden bij de slager hadden niet zo lang hoeven zijn. Teleurstellingen en kapitaalvernietiging minder groot. De kwaliteit van de paarden had hoger en de aantallen minder kunnen zijn, waardoor er een balans in vraag en aanbod was gecreëerd en fokkers er niet keer op keer geld bij hadden hoeven leggen.
Beter selecteren
In heel Europa komen er jaarlijks maar enkele hengsten bij die er werkelijk toe doen. Waarom dan zoveel aanbod uit al die fijne hoeden? Je weet al dat driekwart niet aan de verwachtingen zal voldoen. Gezien de mogelijkheden die we nu hebben om een veulen naar keuze te fokken, lijkt het me logisch dat ook de selectie van hengsten verandert.
Een sterke verbetering om sportieve aanleg te verhogen, begint bij de moederlijnen van hengsten. Als je sportgegevens uit de moederlijn een prestatielabel meegeeft, heeft een fokker iets wezenlijks in handen en is hij niet meer afhankelijk van subjectieve interpretaties.
Het zwaartepunt gelegd bij de laatste vier generaties: hoeveel nakomelingen zijn er geboren? Hoeveel hiervan zijn merrie en alleen ingezet voor de fokkerij? Hoeveel ervan lopen in de sport en vooral: wat hebben zij gepresteerd?
Als een fokker in beeld heeft dat uit de moeder van zijn beoogde hengst zeven nakomelingen zijn gekomen waarvan er vier Z-niveau haalden en drie niet verder kwamen dan M, weet hij dat het een moeilijke zaak wordt om een Grand Prix-paard te fokken. Op dezelfde manier kan je op keuringsniveau een beoordeling maken. Resultaat van zo’n selectie is dat er een groot aantal dekhengsten, wellicht zestig procent van het huidige bestand, van baan zal moeten veranderen. Aan de andere kant hebben we over een tiental jaren meer paarden die beter aan de verwachtingen van ruiters kunnen voldoen en gemakkelijker doorgroeien naar Z-niveau of hoger.
Bij deze nogmaals een groot compliment voor de fokkers die bereid waren hun nek uit te steken, de uitdaging om te vernieuwen aangingen en openstonden voor nieuwe inzichten.
Margo van den Hoogen uit Den Bosch is springpaardenfokker en werkte in die hoedanigheid mee aan de Duitse film ‘Edles Halbblut’.
Deze opinie verscheen woensdag 29 januari 2010 in De Paardenkrant
Zelf zou ik toch liever een lans willen breken voor de fokkers die die Europese eenheidsworst juist níet willen, en proberen de specifieke raskenmerken van hun stamboek te behouden.
En wat het KWPN betreft: dat is groot geworden door de voortreffelijke eigenschappen van het Gelderse en Groninger paard, waar de Nederlandse sportpaardenfokkerij op gebaseerd is. Gelukkig lopen er nog heel wat goede sportpaarden, fokmerries en hengsten rond die dat Gelderse en/of Groninger bloed nog in ruime mate voeren en die de bijbehorende goede eigenschappen nog door kunnen geven. Maar door het kruisen met warmbloedpaarden van andere stamboeken worden dat er wel steeds minder.
Is het niet een beetje gek dat er in een tijd waarin er (terecht) weer aandacht voor en roep om biodiversiteit is, toch nog mensen zijn die juist pleiten voor één Europees sportpaardenras en versmalling van de genenpool? Kijk toch ook eens naar wat er in de veehouderij met andere diersoorten gebeurd is, die puur op prestatie worden gefokt, zodat er slechts een paar commerciële ‘merken’ zijn overgebleven en veel oude rassen nagenoeg verdwenen zijn: of het nou gaat om kippen, koeien of varkens, overal blijkt die prestatiefokkerij ten koste van de robuustheid en gezondheid te zijn gegaan. En vaak ook ten koste van andere goede eigenschappen. Met de sportpaarden begint het ook al aardig die kant op te gaan. Steeds meer sportpaarden sterven op jonge leeftijd ineens aan koliek, een gescheurde aorta, hartproblemen of iets anders. Is dat wat we willen? Of hebben we toch liever een paard dat in goede gezondheid minstens 25 of liever nog 30 wordt, dat nog in staat is om normaal ruwvoer te verteren, en waarvoor de dierenartskosten niet nodeloos oplopen?
Zelf kies ik voor dat laatste, en ik weet ook bij welke rassen ik daarvoor moet zijn, namelijk Gelders en Gronings. Precies de rassen die het KWPN groot hebben gemaakt door de sporteigenschappen die ze vererven. Reden genoeg om zuinig te zijn op dat bloed, en het niet weg te kruisen door het willekeurige gebruik van allerlei buitenlandse warmbloedrassen!
Dat alle bloedlijnen gaan versmelten is niet tegen te houden en dat moet je ook niet willen .Veel top KWPN paarden hebben niet of nauwelijks “oud” Nederlands bloed maar zijn wel in NL geboren en dus een KWPN paard, dat hebben we te danken aan al die top fokkers die we in NL hebben,zei weten het beste te combineren ongeacht waar merrie en hengst vandaan komen.De rol van het stamboek is om richtlijnen uit te zetten qua correctheid, gezondheid en rittigkeit. Het stamboek moet de fokkrs verenigen ipv vertellen wat ze wel en niet moeten doen.
Misschien is het een goed idee om het quota per hengst te verlagen en dan naar aanleiding van afstammelingen en eigen prestaties per jaar te verhogen. Als het dek geld dan ook iets omhoog gaat hou je alleen wel overwogen fok producten over en denken de “ach,is toch leuk zo’n veulentje erbij” mensen wel 2 keer na.
Gelukkig nieuw jaar allemaal,Vv
Wat een hoop onzin staat hierin. Als of het presteren op Grand Prix-niveau 100% erfelijk is! Deze dame heeft kennelijk geen idee van hoe de verhouding ligt tussen erfelijkheid en realisatie van prestaties. De renpaarden fokkerij heeft bewezen dat het alleen doorfokken met paarden uit bewezen stammen niet resulteerd in steeds snellere tijden op de renbaan. Sterker nog de duurdere hengsten leveren ook duurdere veulens op die weer door mensen met veel geld gekocht werden, die een goede training van het paard mogenlijk maakte. Dat leverde wel weer goede renpaarden op, maar verbeterede niet de genetische basis van populatie. Top prestatie’s zoals het presteren op Grand Prix niveau zijn minstens net zo afhankelijk van de protomonee van de eigenaar en het talent van de ruiter als de erfelijke aanleg van een paard. Ik zou dus heel blij zijn met een hengst wiens moeder vier Z-paarden heeft geven en drie M-paarden. Dat betekent dat ze zelf gezond genoeg was om meer dan zeven nakomelingen te geven (hoeveel merrie’s krijgen maar enkele nakomelingen?) en dat ze allemaal gezond genoeg waren om tot sportpaard opgeleid te worden.
Dit soort verhalen van “ervaren”fokkers is denigrerend naar alle andere mensen die met veel liefde voor paarden en de sport proberen gezonde en bewerkbare paarden te fokken tegen acceptabele kosten (want dekgeleden van een paar duizend euro zijn niet aantrekkelijk gezien de huidige gemiddelde prijzen van veulens).
Dan kun je natuurlijk ook nog vinden dat dit soort “hobby”fokkerij verboden zou moeten worden gezien het overschot op de markt, maar ik ken weinig mensen die een goede boterham verdienen met het fokken van paarden.
Het op de wereld zetten van veulens kost niet alleen veel geld maar ook veel tijd een aandacht want helaas gaat er ook vaak wat fout en overlijdt veulen en/of moeder. Alleen het aanhoudende enthousiasme voor het fokken van een veulentje zorgt er voor dat er nog steeds ook paarden geboren worden die tot op Grand Prix niveau opgeleid kunnen worden.
Al heel wat jaren volg ik de fokkerij, waarbij ik best trots ben op die ‘eigenwijze’ Nederlandse fokker die durfde en ook: kón. Dat hoeft verder geen betoog; ik woon in Duitsland nu en heel wat mensen hier kijken met een schuin, wat jaloers oog naar dat voortreffelijke Nederlandse paard. Maar wat is nu Nederlands? Inderdaad, Karin uit den Haag, helemaal mee eens, laten we vooral zuinig zijn op dat oerpaard van Nederlandse bodem, vooral nu Jazz en Totilas de ringen beheersen…willen straks allemaal weer terug naar af of loopt er dan ergens nog een echte fokmerrie rond met een genen-potentieel dat niet dubbelop ingeteeld is? Leert de erfelijkheidsleer daar niet genoeg over? We hebben in Nederland al meer dan eens onze wonden moeten likken, laat dat een les voor de toekomst zijn. Waar de fokkerijraden in kunnen grijpen op dit punt, zouden deze ook hun verantwoordelijkheden moeten nemen. Genoeg om over na te denken. Fokken is vooruitzien, niet: ter plekke willen scoren en kortzichtig zijn. Dan zouden er ook heel wat minder gezonde, sterke paarden bij die slachter staan omdat hun eigenaren net even wat meer van hen verwacht hadden….paarden zijn geen gebruiksatrtikelen maar levende wezens met rechten, laten we daar ook eens bij stil staan. Een paardvriendelijk 2011 gewenst!
Beter Selecteren….. Dat is natuurlijk de oplossing. Maar ook gelijk het probleem. Voor een hengst gaat het niet om z’n eigen sportprestaties, maar om die van zijn nafok; en dat kost tijd.
Er zijn best een aantal voorbeelden van hengsten welke eerst te min werden gevonden welke later toch van groot belang bleken. Dat zou pleiten voor meer hengsten goedkeuren en zwaar selecteren op basis van de nakomelingen; en het aantal dekkingen van jonge hengsten beperken om “slechte” niet te veel nakomelingen te laten krijgen.
Het lijkt wel alsof de stamboeken er alles aan doen om jonge hengsten te promoten, ten nadele van bewezen “oudere” hengsten. Ze noemen dit zoiets als de generatie interval verkleinen. Dan versnel je de “verbetering” is het idee. En dat zie je terug in de berekeningen:
Stamboeken gebruiken indexen om voorspellingen te doen, en zeker van de jonge hengsten slaat dat helemaal nergens op; ja de betrouwbaarheid is laag, maar het model dat wordt gebruikt is zo ingericht dat een nieuwe hengst haast automatisch een hogere index krijgt als die van z’n ouders. Zardando 198??? OO7 zat eerst boven de 200, nu 136. Rubiquil zat boven de 200 nu 157. Als de keuringskommissie uitgaat van de eerste indexen….
Oscar had 4’en voor de spring onderdelen en 7.5 voor de gangen. hij was ongeveer de hekkensluiter van z’n jaargang. Hij heeft nu een index van 125 voor dressuur (nog steeds lager als die van OO7), maar met beweging en exterieur 113 (dat is 4 standaardafwijkingen beter) en Oscar behoord daar mee tot de beste 0,05% van de populatie. Is echt goed, en dan lijkt toch wel een persoonlijke voorkeur te gaan spreken, Wolfgang x Nabuur oogt wat klassiek, zijn nakomelingen zijn vaak groot, dat kost meer tijd en de oudste zijn 9, hoeveel kunnen er dan GP lopen??