Eind 2022 gaf de ledenraad van het Friezenstamboek KFPS haar goedkeuring aan financiering voor het wetenschappelijke onderzoek ‘Behoud van het Friese paard’. Daarin doet promovenda Marije Steensma vier jaar lang onderzoek naar de overgebleven genetische diversiteit binnen het stamboek. Het eerste wetenschappelijke artikel over dat onderzoek werd vorige week gepubliceerd. Het gaat over manieren om de inteelttoename te beteugelen. Daarvoor zijn verschillende strategieën doorgerekend. De resultaten worden nu besproken en een strategisch plan zal volgen.
Eerder werd al over dit onderzoek gepubliceerd in stamboekblad Phryso, maar het wetenschappelijke artikel geeft nog wat extra inzichten. Ook zijn inmiddels de dekgegevens van 2023 in het nieuwste KFPS jaarverslag gepubliceerd. Die geven een indicatie van hoe de situatie zich ontwikkelt.
Stamboomanalyse
Het eerste gedeelte van Steensma’s promotieonderzoek was een stamboomanalyse op basis van de administratie van het stamboek, die voor sommige lijnen teruggaat tot 1880, maar voor andere (soms invloedrijke) lijnen slechts enkele generaties vóór sluiting van het stamboek in 1980. Voor 90% van de paarden zijn echter minstens vijf generaties bekend. Om de daadwerkelijke genetische diversiteit van het ras te bepalen wordt momenteel bovendien gewerkt aan een DNA-analyse van monsters van alle veulens geboren in 2023. De resultaten van dat onderzoek zijn op dit moment nog niet bekend. Tot die tijd is een ‘papieren’ stamboomanalyse dus de beste benadering van de werkelijkheid.
Uitgelegd: Inteelttoename per generatie
Een belangrijk kengetal om de gezondheid van een gesloten populatie (zoals die van de Friese paarden) te bepalen, is de toename van de inteelt per generatie. De FAO hanteert als norm dat deze toename niet boven de 1% mag zijn, daarboven is een ras kritiek bedreigd. Tussen 0,5 en 1,0% is het hoog en is een ras bedreigd, tussen 0,25 en 0,5% spreekt de FAO van ‘kwetsbaar’ en pas als de inteelttoename onder de 0,25% is, is er niets aan de hand. Zie de onderstaande tabel. Het KFPS hanteert meestal 0,5% als gewenste getal om onder te blijven en noemt de 1% die voor kritiek staat ‘de norm’ waar in elk geval onder gebleven moet worden.
Inteelttoename te hoog
Eind juli 2023 presenteerde Steensma haar stamboomanalyse al voor enkele geledingen van het KFPS. Leden van de fokkerijraad schrokken toen behoorlijk van het nieuws dat de inteelttoename bij het Friese paard gestegen was. Waar dat tussen 2003 en 2012 0,54% bedroeg, bleek het in het laatste decennium gestegen naar 0,72% (2012 – 2022). Daar moet wel bij vermeld worden dat dit kengetal in de geschiedenis van het KFPS nog veel hoger geweest is, mede door ‘flessenhalzen’ in de geschiedenis van het ras; momenten waarop er nog maar weinig fokdieren aanwezig waren. Ook in de jaren ’90 van de vorige eeuw was de inteelttoename veel te hoog, zelfs boven de 2% in 1996 – 1997. Problemen die ontstaan door een langdurig hoge inteelttoename, uiten zich vaak pas na 30 tot 40 jaar, vertelde Steensma’s promotor Bart Ducro in november aan stamboekblad Phryso. Volgens hem is het mogelijk om het percentage weer onder de 0,50% te krijgen. “Die 0,5% is eigenlijk een verzekeringspremie voor een gezonde genetische populatie,” aldus Ducro. “We zien dan geen nieuwe onoverkomelijke problemen voor de fokkerij meer ontstaan.” Hoe het zit met de problemen die 30 – 40 jaar geleden al ingebakken werden, wordt uit het Phryso-artikel niet duidelijk.
Ongelijke bijdrage hengsten
In november vertelde Steensma aan stamboekblad Phryso: “De bijdrage aan de fokkerij van de hengsten ligt behoorlijk scheef. Een klein aantal heeft een grote invloed.” Deze hengsten drukken een zware stempel op de bloedvoering bij de nieuwe generatie Friese paarden, aldus de onderzoekster. In 2022 nam de top 5 hengsten 20% van alle geboren veulens voor zijn rekening. Het onlangs gepubliceerde jaarverslag over 2023 toont een vergelijkbaar beeld. In totaal 23,5% van de dekkingen kwam uit de zes populairste hengsten, waarbij aangetekend moet worden dat in sommige gevallen de vaders van deze hengsten of hun zonen óók behoorlijke aantallen merries dekken. Waarmee de bijdrage van de populairste ‘hengstenfamilies’ nog veel groter is. Een eerdere ruwe schatting door Horses.nl van deze cijfers leerde al dat zo’n 23 stamboekhengsten, uit slechts vier ‘hengstenfamilies’, in 2020 de helft van alle Friese veulens voortbrachten.
Modelberekeningen
Om de inteelttoename weer wat lager te krijgen kun je verschillende maatregelen nemen. Op basis van de gegevens uit de stamboomanalyse deden Steensma en haar collega’s in 2023 een aantal modelberekeningen. De verschillende mogelijke maatregelen werden daarbij in een statistisch model gestopt. In de Phryso van november 2023 werd al gemeld dat de berekeningen lieten zien dat bij jaarlijks 120 beschikbare hengsten en maximaal 80 nakomelingen per hengst per jaar (= ongeveer 105 dekkingen) de inteelttoename weer richting 0,5% zou kunnen zakken. Meer getallen werden in dat artikel niet genoemd, maar in het wetenschappelijke artikel dat half mei verscheen, zijn de modelberekeningen van de deklimieten nader uitgewerkt.
Wat wel en niet werkt
Eén van de maatregelen die mogelijk zijn om de inteeltgroei te verlagen, is meer merries inzetten voor de fokkerij of meer hengsten goedkeuren. De modellen laten zien dat twee keer zoveel merries inzetten voor de fokkerij een grote invloed zou hebben en de inteeltgroei terug kan brengen tot dichtbij 0,5%. Maar hoewel het stamboek zeker probeert om de fokkerij te stimuleren, zet dat nog niet zo heel veel zoden aan de dijk. Het aantal veulens is de laatste paar jaar licht gestegen, maar twee keer zoveel merries voor de fokkerij inzetten zal niet gaan lukken, zo erkennen ook de onderzoekers. Het goedkeuren van meer hengsten leek ook een optie. En er zijn de afgelopen jaren ook daadwerkelijk wat meer hengsten goedgekeurd voor de dekdienst. Maar de modellen laten nu zien dat dit eigenlijk geen zin heeft, zolang je de bestaande deklimieten blijft hanteren. Zelfs als je van 80 naar 150 actieve dekhengsten zou gaan, is er geen invloed op de inteeltgroei te zien in de berekeningen.
Deklimieten
En daarmee kom je bij het centrale punt, de deklimieten. Want het wijzigingen van de deklimieten voor de stamboekhengsten lijkt op basis van dit onderzoek het beste hulpmiddel te zijn om de inteeltgroei terug te dringen. Al dan niet in combinatie met een paar andere maatregelen. De huidige deklimieten (180 voor jonge hengsten en geen limiet voor hengsten die zijn goedgekeurd op nakomelingen) zijn gebaseerd op een oudere situatie, met veel hogere aantallen veulens. Tot 2014 was de deklimiet van 180 en het publiceren van de verwantschapspercentages voldoende om in de buurt van de 0,5% inteeltgroei per generatie te komen, zo valt te lezen in het wetenschappelijke artikel. Het laatste decennium is het aantal veulens afgenomen en tegelijkertijd is het effect van populaire hengsten toegenomen. Deze twee dingen zijn waarschijnlijk de belangrijkste oorzaken voor de stijging van de inteeltgroei, aldus de onderzoekers. Daarnaast is het generatie-interval toegenomen, waarbij merries langer ingezet worden voor de fokkerij of pas later een veulen krijgen. Ook hierdoor stijgt de inteelttoename.
Mogelijke deklimieten
De onderzoekers presenteren een aantal mogelijkheden. Ze vermelden erbij dat er een foutenmarge in deze modellen zit. Zo hebben ze proberen te compenseren voor de selectie door fokkers van populaire hengsten, maar de praktijk zou natuurlijk weerbarstiger kunnen zijn. Wel achten de wetenschappers bewezen dat de onderlinge verschillen tussen de strategieën hetzelfde blijft. Dus een conclusie over welke strategie het beste gebruikt kan worden blijft dan ook valide. Al zal het exacte percentage inteeltgroei dat het oplevert in werkelijkheid misschien een klein beetje anders zijn dan in het model.
De resultaten van de berekeningen puntsgewijs:
- Deklimiet op 80 per jaar voor het hele leven van de hengst zou de inteeltgroei tot 0,55% terugbrengen.
- Een combinatie van een deklimiet op 80 per jaar én meer hengsten goedkeuren (minstens 130 beschikbaar) laat de inteeltgroei nog iets verder dalen: 0.51%
- Deklimiet op 60 per jaar voor het hele leven van de hengst: 0.45%
- Deklimiet op 40 per jaar voor het hele leven van de hengst: 0.40%
(dit komt neer op een ongeveer gelijke verdeling van de veulens over alle beschikbare hengsten) - Alleen hengsten laten dekken die een ondergemiddeld verwantschap hebben: 0.33%.
De onderzoekers waarschuwen ervoor dat de populaire hengsten waarschijnlijk snel vervangen of aangevuld worden door broers of andere nauw verwante paarden. Daarmee zou je het effect van krappere deklimieten deels teniet kunnen doen.
Heikel punt?
Over de deklimieten is al lang niet meer gesproken binnen het stamboek, zoals ook in de longread Kantelpunt voor het Friese paard uit begin 2021 te lezen valt. Het lijkt een heikel punt. Een deklimiet rond de 100 per jaar is veel minder dan de 180 voor jonge hengsten die momenteel geldt. Bovendien hebben oudere hengsten (mits goedgekeurd op nakomelingen) nu helemaal geen deklimiet. Hengstenhouders baseren hun verdienmodel op een bepaald aantal dekkingen per hengst per jaar en het aanhouden en laten goedkeuren van een jonge hengst is uiteraard een lang en kostbaar traject. Anderzijds zijn er momenteel ook veel hengsten die nauwelijks nakomelingen verwekken en waar dus niets aan verdiend wordt.
Genetische aandoeningen
De genetische aandoeningen die bij het Friese paard spelen, zijn niet in de modelberekeningen meegenomen. Als er in de toekomst nieuwe erfelijke aandoeningen gelokaliseerd worden (zoals de bindweefselaandoeningen), kan dat de zaak veranderen. Wanneer je moet gaan selecteren op dragers van een nieuwe aandoening, bestaat het risico dat de bruikbare populatie slinkt en dat de deklimieten opnieuw bekeken moeten worden.
Conclusie: gestratificeerde deklimieten
De onderzoekers constateren dat er veel meer aandacht moet naar genetische gezondheid in de Friezenfokkerij. Een minder grote vooruitgang in kwaliteit moet daarbij voor lief worden genomen, om te zorgen dat het ras bewaard blijft. Zij raden een nieuwe aanpak aan, die ze ‘gestratificeerde deklimieten’ noemen. Daarbij krijgen dekhengsten een deklimiet op basis van hun verwantschapspercentage ten opzichte van de rest van de populatie. Daarmee kunnen ook hoger verwante hengsten met exceptionele kwaliteiten nog tot de dekdienst worden toegelaten, zij het met een lagere deklimiet. Dit helpt ook om te voorkomen dat hengsten al snel door familieleden vervangen worden. De wetenschappers noemen deze aanpak ook praktisch uitvoerbaar, waarbij dan wel jaarlijks het verwantschapspercentage van de stamboekhengsten opnieuw bepaald moet worden (dit gebeurt nu ook al). Op basis daarvan wordt dan de deklimiet bepaald.
Bespreken op regiovergaderingen
Eerder was aangekondigd dat er in de lopende voorjaarsvergaderingen reglementswijzigingen zouden volgen op basis van een nieuw strategisch plan. De fokkerijraad van het KFPS heeft inmiddels wel een concept met ideeën klaar, maar aan reglementswijzigingen is het stamboek nog niet toe. De ideeën worden momenteel tijdens de ledenvergaderingen gepresenteerd. Daarbij is input vanuit de leden gewenst en worden aanbevelingen nog verder meegenomen. Op basis van de input die de Fokkerijraad tijdens de regiovergaderingen krijgt, zal het strategisch plan verder vorm krijgen.
Lees hier het wetenschappelijke artikel (in het Engels)
Bron: Horses.nl
Kees van den Oetelaar: ”Op dit moment is de grootste bedreiging voor de fokkerij dat het merendeel van de fokkers hetzelfde wil. Iedereen gebruikt dezelfde bloedlijnen. Zo houden we over 20 jaar maar 10 hengsten over.”
Een kennis van mij, veehouder en handelaar, ruim bekend, fokte toenertijd met wessel. Hij zei; koppen als melkbussen, maar ze kunnen bewegen en de melkbussen fokken we er wel weer uit. Van het bewegen is weinig over gebleven. 50 jaar terug kon je aan het geluid horen of er een fries aankwam en ze stampen nu nog precies zo, bij shows of keuringen staan de mensen op de banken als er een paard met veel geweld door de baan gaat, maar er is er niet een die zijn achterbeen voorbij de navel zet.