Stroomden de winstpunten in de L2 en de M1 nog makkelijk binnen, in de M2 lijken je scores ineens een vrije val te maken. Wat een drama. Alle oefeningen komen vlak na elkaar, je draait je suf en de jury lijkt wel drie keer zo streng. Hoe overleef je dit struikelblok op weg naar de Z?
Hoe komt het toch dat de M2 voor veel ruiters zo moeilijk is? Christa Laarakkers heeft daar wel een antwoord op: ,,Ten eerste zitten er nieuwe oefeningen in de proeven die je niet eerder tegen bent gekomen. Dat zijn bovendien niet de gemakkelijkste, zelfs niet voor iemand die al vele klassen hoger rijdt.
Op het achterbeen
Kun je netjes op je paard zitten, reageert hij gehoorzaam op wat je vraagt en is de aanleuning netjes voor elkaar, dan kom je zonder problemen door de M1. Voor de M2 is dit echter niet genoeg. ,,Dan moet je je paard echt voor elkaar hebben. Het gaat dan om de gymnastiek en de africhting. Het paard moet in de M2 al duidelijk meer op het achterbeen zijn om moeilijke oefeningen goed te kunnen tonen. Als je dit niet voldoende voor elkaar hebt kun je nog wel eens lang in deze klasse blijven hangen”, zegt Laarakkers. Je paard moet niet alleen voor de zwaardere oefeningen beter op de achterhand gaan, het is ook nodig omdat de opgaven elkaar zo snel opvolgen in de proef.
Moeilijker dan Z1
Door veel ruiters wordt de M2 als moeilijker ervaren dan de Z1. Volgens Christa Laarakkers komt dat doordat de gewraakte onderdelen in de M2 nieuw zijn en in een kleinere rijbaan moeten worden gereden. Ze denkt niet dat de M2 door jury’s ineens veel zwaarder wordt beoordeeld. ,,Er wordt gewoon veel meer gevraagd en dat moet worden getoond. Het is heel belangrijk dat je iemand hebt die je hierbij helpt. Zonder een goede instructeur red je het niet.”
Tips
Keertwendingen
Zorg dat je paard reageert op de hulp van je buitenbeen. Hij mag namelijk niet tegen je buitenbeen aanduwen, dan is de kans groot dat hij uitzwaait. Heb je de keertwending ingezet, dan rustig met je handen soepel meebewegend de voorhand om de achterhand heen leiden.
Contragalop
Begin rustig met het uitbreiden van de gebroken lijn tot de andere kant van de hoefslag. Rijd bijvoorbeeld van K naar B naar H. Als dat goed gaat kun je die figuur langzaam in de vorm van een slangenvolte rijden. Houd altijd een ‘open ruimte’ tijdens het oefenen, zodat je kunt bijsturen als het mis dreigt te gaan.
Travers
Deze oefening kun je eerst het beste in stap of in een langzame draf oefenen. Het is het belangrijkste dat je beenhulp om de achterhand naar binnen te houden goed doorkomt. Daarna kun je de juiste stelling erbij nemen. Iedere keer als de achterhand terugvalt eerst herstellen door een ophouding op de buitenteugel en opnieuw doorkomen met je been.
Overgang stap-galop-stap
Eerst de overgang stap-galop oefenen. Dit kun je het beste op de volte oefenen. Laat je paard actief verzameld stappen, maak een ophouding en geef de juiste galophulpen. Wanneer je paard op deze manier ‘klein’ kan aangalopperen kun je de overgang terug naar stap maken. Je moet je paard verzamelen en het beste kun je dat doen op een kleine volte. Verklein de volte met behoud van evenwicht en ritme en kies dan het juiste moment voor de stapovergang.
(Bit 149)
Bedankt
Handige tips!
Dit zijn de beste tips,maar uirvoeren?????????