De longen

De longen featured image
Zeshonderd kilo paard heeft lucht nodig om te functioneren. Veel lucht. Een paard in rust verbruikt al 80 liter per minuut, bij inspanning loopt dit op tot wel 1800 liter. Gelukkig heeft een paard daar een heel handig systeem voor dat de lucht in goede banen leidt.

Een paard ademt in rust acht tot veertien keer per minuut, bij inspanning kan dit tot wel 130 keer per minuut oplopen. Het ademhalingsproces stelt hoge eisen aan alle organen die de lucht aan- en afvoeren. We verdelen de ademhaling in uitwendige en inwendige ademhaling. Bij de uitwendige ademhaling vindt gaswisseling plaats tussen het paard en de omgeving. Bij de inwendige ademhaling wordt de zuurstof in de cel door verbranding omgezet in koolzuur.

Ademhaling
De uitwendige ademhaling begint in de neus. Een paard kan in tegenstelling tot mensen niet door de mond ademhalen. De lucht komt daarom alleen binnen via de neusholte. Deze neusholte is bedekt met slijmvlies. Dit slijmvlies reinigt, bevochtigt en verwarmt de lucht. Dit voorkomt irritatie en uitdroging van de gevoelige longen. De neusholte loopt door in de keelholte. Hier beginnen de slokdarm en de luchtpijp. Een druk knooppunt. Gelukkig is er een handig klepjessysteem dat voorkomt dat voedsel de luchtpijp inschiet en dat lucht naar de slokdarm gaat. Lymfeklieren, uitstulpingen en bochten bij dit kruispunt zorgen er voor dat schimmels, bacteriën en virussen niet verder komen dan de mondholte. Na dit drukke kruispunt begint de luchtpijp die zich vertakt in de hoofdbronchiën, het punt waar de longen beginnen. Ook dit gebied is weer voorzien van beschermend slijmvlies. De rechter- en linkerlong zijn verschillend. Bij een gezond paard is de linkerlong kleiner, omdat de ruimte gedeeld moet worden met het hart.

Diffusie
Alleen in de uiterste vertakking van de longen vindt in de longblaasjes daadwerkelijk de gaswisseling plaats. De longblaasjes zijn een soort druiventrosjes, als je ze zou uitspreiden heb je een oppervlak van ongeveer 1600 vierkante meter, zeg maar twee normale rijbakken van 20 x 40 meter. Hier vindt de diffusie plaats. Rondom de druiventrosjes zit een heel dun laagje wandcellen. Tussen de longblaasjes zit bindweefsel met dunne haarvaatjes. Deze liggen als een tweede huid om de longblaasjes heen. De uitwisseling van zuurstof en koolzuur is geregeld door spanningsverschil. Als er verse lucht in de longen stroomt, is de zuurstofdruk in de longblaasjes hoog en de koolzuurdruk laag. In het bloed is op dat moment de zuurstofdruk laag en de koolzuurdruk hoog. Het paardenlichaam wil graag evenwicht en wisselt daarom gassen uit. Het teveel aan koolzuur in het bloed gaat naar de longen (en gaat het lichaam uit bij het uitademen), terwijl het teveel aan zuurstof in de longen naar het bloed gaat. Het evenwicht is nu hersteld. Door inspanning wordt de verse lucht in de cellen weer omgezet in koolzuur. Dit betekent dat de balans weer weg is en het paardenlichaam opnieuw behoefte heeft aan verse lucht. Het paard ademt daarom opnieuw in. Een continu proces tot een paard zijn laatste adem uitblaast.

Eén reactie op “De longen

  1. Helena Visser

    interessant om te vermelden dat een paard met een bit in de mond minder goed kan ademen. Door het bit is er te veel speeksel (er zit iets in de mond dus wordt er speeksel geproduceerd) en het kan niet worden doorgeslikt want het ademen en slikken tegelijk is onmogelijk. Een paard in aktie moet de mond goed dicht kunnen houden om goed te ademen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.