Het onderzoek is uitgevoerd op drie renbanen waarbij de zandbodems waren vervangen voor synthetische bodems. Het onderzoek concentreerde zich op een specifieke blessure; de stressfractuur van het opperarmbeen (het dikke bot tussen de schouder en de elleboog). Dierenartsen bestudeerden 841 renpaarden die dergelijke blessures twee jaar voor en na de omschakeling van de bodems hadden opgelopen. Met botscans, röntgenfoto’s en bevindingen na de dood, konden ze zien of de omschakeling van ondergrond stressfracturen had veroorzaakt.
Dierenartsen wisten al dat stressfracturen konden ontstaan bovenin naast de schouder en nabij de onderkant naast de elleboog. Veranderingen aan de bovenkant van het bot leidden vaker tot catastrofale breuken en het verlies van het paard. Veranderingen nabij de onderkant veroorzaakten over het algemeen kreupelheid, welke met rust te verhelpen viel. De resultaten van het onderzoek waren duidelijk. Paarden die raceten op zandbodems waren vatbaarder voor problemen bij de bovenkant van het bot en daarvoor voor fatale breuken. Paarden die raceten op synthetische bodems leden aan meer blessures aan de onderkant van het bot, maar liepen minder vaak noodlottige breuken op. De zachtere en meer vergevingsgezinde synthetische bodems veroorzaken dus wel stressfracturen, maar deze zijn volgens de onderzoekers minder ernstig dan bij zandbodems.
Bron: Horses/ Horse&Hound