Ga naar hoofdinhoud

Controle

‘Controle’ is een veelgebruikte uitdrukking in de paardensport. In de dressuursport gaat het erom dat de verschillende oefeningen mooi, vloeiend en middels nauwelijks zichtbare ophoudingen aaneengereden worden. Centraal in de springsport staat het in vloeiende lijnen en in één ritme galopperen, het midden van de hindernis aanrijden alsof je die tegenkomt, het paard laten springen en als ruiter zo stil mogelijk zitten om onbalans te voorkomen.Dat is ongeveer wat wij bedoelen met gecontroleerd rijden. Met dit verhaal in het achterhoofd moet de opleiding van de ruiter plaatsvinden.


Als je er vanuit gaat dat de enige manier van communiceren met je paard via lichaamstaal mogelijk is – je kunt het paard immers met je mond niet uitleggen wat je van hem verlangt en ook kun je hem niets voordoen – is het natuurlijk heel belangrijk dat de ruiters controle over hun eigen lichaam hebben. De controle over het eigen lichaam vraagt nog heel veel werk en aandacht.

Het gaat dan bijvoorbeeld om bewegende handen, die de zo belangrijke aanleuning onmogelijk maken of benen die ongecontroleerd tegen het paardenlijf klapperen, zodat je geen signaal meer met je benen aan het paard kunt geven. Het paard kan niet meer voelen of zo’n klopje van het been bedoeld of onbedoeld is.

Ook het ongecontroleerd bewegen van het bovenlichaam is belangrijk om te noemen. Dan doel ik op het verplaatsen van je lichaamsgewicht terwijl het paard al dravend enkel op twee diagonale benen staat, waardoor hij dreigt om te vallen. Het paard kan zich daardoor geen zweefmoment meer permitteren en dan blijft er van een mooie draf weinig over. Daarnaast zijn de veel te grote bewegingen van de springruiter boven de sprong, als het paard helemaal geen steun meer heeft, noemenswaardig.

Het welzijn van het paard is in al deze gevallen in het geding. Het gebrek aan controle – lees rijkunst – van de ruiter leidt tot oneigenlijk gebruik van het paard met alle gevolgen van dien.

John Swaab, columnist

7 reacties op “Controle

  • Marjolijn van den Hoeven

    Ik kan me hierbij volledig aansluiten. Hoevaak gebeurt het niet dat de ruiter zichzelf overkwalificeert? Het paard kan zelf aan bepaalde eisen voldoen, maar de ruiter/amazone werkt dit tegen. Maar de hand in eigen boezem steken? Dat is not done. Het is zo belangrijk dat een ruiter/amazone een onafhankelijke zit heeft. Men denkt dit wel te hebben, hoopt dit te hebben. Ik kom echter weinig ruiters/amazones tegen die dit echt hebben. Maar om dit te krijgen is echt zitles nodig. En dat is minderwaardig voor de meeste ruiters/amazones.

  • Patricia Dirkse

    Ben het absoluut eens met de heer Swaab over het feit dat er zoveel ruiters zijn die de controle niet hebben over hun eigen lichaam en daarmee het paard in de weg zitten.
    Maar wat ik niet begrijp is dat ie spreekt over (in meerdere van zijn colums) welzijn van het paard,… Ben meerdere malen bij zijn vorige stal in Nederhorst den berg geweest, waar geen van de paarden daar los kwamen, laat staan in groepsverband lopen in de wei etc.etc. De paarden daar oogden altijd onrustig en gestresst op stal. Welk welzijn miste daar,… dat gedeelte heb ik nooit begrepen.
    Ieder paard is gebaat bij meerdere uren weidegang liefst in groepsverband per dag. Dat noem ik nou welzijn van het paard. Lijkt mij dat als er 1 uurtje per dag “gebutst” wordt minder erg is dan het ontzeggen van vrijheid, paard zijn socialisatie etc,.. Hoe bedoel je Welzijn…

  • H. Paerels

    Hier ben ik zó met u eens, heer Swaab:
    “Controle = Rijkunst”!
    Ik ben het met u eens dat zonder onafhankelijke zit wij ons paard in de weg zitten, storen.
    Die zit moet natuurlijk wel ontwikkeld worden en dat is een proces waar veel tijd in gaat zitten, dus fouten maken mag, zolang die maar niet beloond worden in de ring, maar dienen als leerproves.
    Het is triest dat téveel juryleden slecht zittende ruiters, tot op het hoogste niveau, door laten stromen, waardoor er uiteraard ook téveel slechtgaande paarden door de baan gaan. Gek genoeg, hoe hoger het niveau hoe voller de rubriek, zo schijnt het, als je het vergelijkt met vroeger en dat wil niet zeggen dat er nu zoveel beter wordt gereden.
    Wel vind ik dat er onderscheid gemaakt dient te worden tussen onrustige handen (bijv.) en handen die de beweging van de mond meemaken en dus beweeglijk zijn, maar stíl staan tov de mond. Dus een verende, met de beweging meegaande hand.
    Eerlijk gezegd zie ik op het allerhoogste niveau letterlijk stille handen, die daardoor het bewegingsapparaat van het paard stremmen, storen.
    En dat is m.i. een kwalijke zaak.

  • Maria vd Berg

    @Paerels, u snijdt een zeer interessant onderdeel van het onderwerp ‘controle = rijkunst’ aan! In mijn optiek bestaat er een onderscheidt tussen enerzijds, stille handen (op een plek) die het bewegingsapparaat in grote mate blokkeren / a.h.w. ‘op slot zetten’ en anderzijds de stille hand die op uiterst subtiele wijze bijna onzichtbaar reageert op elke organische beweging van het hoofd.(beweging / energie van het hele lichaam, van achter naar voren)) Waarbij het paard in kwestie de ‘ophouding’ met een gelijk gevoel aan subtiliteit kan beantwoorden door het organisch met zijn lichaam op te vangen en vloeiend in de beweging (weer naar achter) door te voeren. Ziedaar de tot totstandkoming van de ‘verbinding’. Voor de toeschouwer zal in het eerste voorbeeld het paard met veel valse spanning(-en) door de piste gaan en in het tweede voorbeeld zal het paard ontspannen, atletisch en organisch bewegend door de piste gaan. Hoe ziet u dat?

  • H. Paerels

    @Maria vd Berg,
    Zo zie ik dat ook, Maria.
    Om die reden gebruiken wij de halve ophouding, die de achter opgewekte energie die voor in de hand komt, terug laat vloeien naar het achterbeen.
    Zodoende wordt uiteindelijk stuwkracht omgezet tot draagkracht die tot de verzamelng leidt.
    In de Moderne Rijderij gebruikt men die halve ophouding niet om de doodeenvoudige reden dat deze niet doorkomt bij modern gereden paarden.

  • Patricia Ahlström

    “Dat de ruiter in balans moet zitten, stil in relatie tot zijn paard kan volgens mij niemand mee oneens zijn. Ook dat de ruiter met zijn lichaam moet communiceren met zijn paard en daarom en evenwichtige, volgzame zit nodig heeft om, voor het paard, begrijpelijke hulpen te kunnen geven. Vanuit de neutrale positie (waarin paard en ruiter 100% in harmonie en evenwicht met elkaar zijn) gebruikt de ruiter kleine, maar voor het paard voelbare, drukveranderingen in de contactpunten van zijn lichaam tegenover die van het paard en kleine verschuivingen van zijn zwaartepunt, om het paard te bewegen om de ruiter feitelijk ’te volgen’. Dat dit, aanvankelijk, gepaard gaat met ’trial-and-error’ in de opleiding van het paard, is duidelijk. Maar in dit geval gaan wij er vanuit dat het paard de ruiter heeft ‘leren begrijpen’.

    Een correcte zit… dit klinkt simpel! Is het ook voor een aantal natuurtalenten die een hoog ontwikkelde lichamelijke ‘intelligentie’ hebben. Wij andere (ik dus ook) die, via slag en stoten, het paardrijden (hebben) moeten leren, moeten vanuit het verkrijgen van inzichtelijke kennis en een aangescherpte analysevermogen veranderingen in ons gedrag (lichamelijk en mentaal) dit voor elkaar krijgen. Balans is innerlijk (rust, evenwicht, overzicht) en lichamelijk.

    Wat ik zelf vindt dat vaak onvoldoende belicht wordt is het, vanuit elk specifiek geval, analyseren WAAROM de ruiter niet in balans zit en wat hieraan gedaan kan worden, wat veel moeilijker is uit te benen dan de basisconstatering op zich.

    Zitlessen om een evenwichtige zit te verkrijgen is natuurlijk prima, al zet ik hier ook een kanttekening aan. Een ruiter kan bang zijn, onzeker. En daarom verkrampen zodra het paard een snelheid en beweging groter maakt dan de ruiter op dat gegeven moment ‘aankan’, c.q. in balans lichamelijk absorberen en met gevoel een lichamelijk antwoord ’terugsturen’ naar zijn paard. Er is een ‘verkrampingspunt’ die niet overschreden mag worden om niet contraproductief te werken. Daarom vindt ik het beter om gewoon rijdend, met beugels (zo nodig aan de longe), de evenwicht boven de beugels te oefenen. Het gaat niet om vanuit de zitvlakte in balans te zijn, maar om je lichaam in zijn geheel in balans boven de voeten (lees ‘het punt waar de voeten de beugel raken’) te krijgen, net alsof je op de grond zou staan. En dat kun je het beste terwijl je de beugels gebruikt en je balans eerst vanuit de verlichte zit (zo onafhankelijk mogelijk van je paard) probeert te verkrijgen. Als je voeten niet perfect onder je bent, zul je óf voorover vallen óf terug bonken in het zadel op het moment dat je zacht in het zadel probeert ’te landen’. Het ouderwetse ‘loodlijn’ moet eerst verkregen worden, voordat de ruiter vanuit de op elkaar correct gestapelde lichaamsonderdelen, kan leren zijn paard gevoelig en soepel te volgen. Not the other way around. Zonder loodlijn en balans kan geen ontspanning en gevoelige inwerking verkregen worden.

    En als je in balans zit (je lichaam gecentreerd over je voeten) en je rijdt in een tempo die je niet eng vindt of waarin je verkrampt, kun je verder gaan in het ‘aansluiten van je lichaam met die van je paard’ (dwz de contactgebieden breed en ontspannen maken om zo ‘samen’ te bewegen).

    Liever aanvankelijk werken in stap en kleine momenten van een rustige draf en dan weer terug naar stap in plaats van flink hobbelen in draf, zonder beugels. Kleine stapjes, hapklare brokjes die de ruiter aankan, die hem zelfvertrouwen geeft. Dat geeft rust. Brengt stilte om daar vanuit de innerlijke en uiterlijke balans te vinden die essentieel is om met je paard helder en vriendelijk te kunnen communiceren. Tijd nemen om te voelen, net zoveel tijd als nodig is.

    Alleen hieruit kan een stille hand verkregen worden, of een stil been. Het is wiskundig te onderbouwen en is onderhevig aan natuurkundige wetten. Voor ons, dodelijke en zoekende ruiters, is het verdiepen in de kennis hiervan en wat onze lichaam doet, wanneer en waarom, de sleutel om te gaan werken naar een vanzelfsprekende en natuurlijk contact met ons paard.

    Pas dan kunnen wij ontspannen en onze ledematen vrij laten openen en sluiten door de beweging van het paard. Dan bestaan er geen ‘harde’ handen en wapperende onderbenen. Geen achterover leunende ruiters die continu achter de beweging zijn, geen bonkende en stugge lijven die het paard zijn leven (en beweging) onmogelijk maakt. Een moeilijk thema. Zondemeer. Maar als instructeurs moeten wij dieper graven dat het constateren van uiterlijke kenmerken van een goede zit en de situaties die niet in dit ideale beeld past.

    De bewustwording van je eigen lichaam, door b.v. sporten, flexchair, analyses van fysiotherapeuten en instructeurs die je bijstaat, relativeringsvermogen, de zoektocht en achterliggende oorzaken van je spanningen, onzekerheden en gevoel van ‘ik kan het niet’, zijn allemaal het begin tot een bewustere manier van je lichaam gebruiken – een totale benadering gebaseerd op inzicht, kennis, analyse en een stapsgewijze aanpak.

    Dan zal wellicht voor het laatst het commentaar van een instructeur van ‘Stil zitten!’ in de eter voor altijd verdwijnen. Voor, eerlijk gezegd, wat moet je met zoiets?”

  • Maria vd Berg

    @Patricia Ahlström; met grote interesse uw reactie weer gelezen! Ik kan me volledig vinden in uw uiteenzetting, aangezien naar alle waarschijnlijkheid het merendeel van de ruiters/amazones genoodzaakt zullen zijn om hun eigen coördinatievermogen, allereerst bewust te maken en ten tweede te verbeteren, om een hoger plan te kunnen bereiken binnen de rijkunst. Dit bewustwordingsproces / verbeteringsproces zal natuurlijk letterlijk en figuurlijk van de grond af moet worden opgebouwd. Te beginnen met de voetstand en het contact van die voet met de aarde/bodem. Ziedaar de, door u al aangegeven, noodzaak van het plaatsen van de voeten in de stijgbeugels.

    Daarbij, het is en blijft voor mij ook onbegrijpelijk dat er nog steeds docenten / instructeurs zijn die ‘frontaal’ blijven lesgeven. Die binnen het lesgeven het ‘wat, hoe, waar en waarom’ weglaten en alleen maar kunnen en willen vertellen hoe het ‘moet’!?

    Daar staat tegenover dat de ‘leerling’ uiteindelijk alles bij zichzelf moet ontdekken, zelf de confrontatie met zijn oneffenheden aan moet gaan, zelf bewust moet worden, zelf moet inzien en zelf moet aanleren. Een ander (de docent) kan slechts uitleggen, aantonen, voordoen, ‘sleutels’ zoeken, oefeningen uitvinden, gesprekken / evaluaties aangaan, noem maar op! Uiteindelijk moet de ‘leerling’ het zelf doen! De aangereikte ‘stof’ zelf oppakken en eventueel eigen maken.

    Alles is concentratie en focus.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.