Op de handel in paarden is het hoge btw-tarief van toepassing. Dat concludeert tenminste de Advocaat-Generaal (AG) van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Als deze maatregel inderdaad wordt ingevoerd, is dit een drama voor de paardenbranche omdat de winstmarge in een keer aanzienlijk minder wordt en de paardenfokker in de inkomstenbelasting bovendien zijn vrijstelling verliest.
Dat Nederland haar btw-wetgeving niet op orde heeft overeenkomstig de Europese Richtlijn, is al bekend sinds 2006. De Commissie van Europese Gemeenschap (de Commissie) heeft Nederland toen al gevraagd waarom wij in onze btw-wetgeving de handel in paarden belasten tegen het verlaagde tarief van 6%. Nederland gaf toen aan een wetsvoorstel in de maak te hebben. In het belastingplan voor 2007, bekend gemaakt in 2006 stond ook vermeld dat het btw-tarief voor paarden van 6% naar 19% gaat. Op het allerlaatste moment is het wetsvoorstel er dankzij het CDA en de VVD weer uitgehaald.
In 2007 waarschuwde de Commissie Nederland de btw-regelgeving op orde te brengen, anders krijgt Nederland een procedure aan de broek. Nederland heeft de btw-regelgeving niet aangepast, en de Commissie heeft de procedure opgestart. Ondertussen hebben Frankrijk en Duitsland dezelfde vragen gekregen van de AG.
We zijn nu een paar jaar verder. De AG heeft zijn oordeel geveld. Nederland is verplicht de btw op de handel van paarden te verhogen naar 19%. Althans, dat is de mening van de AG. Het Hof moet hierover nog beslissen, maar de kans is bijzonder klein dat het Hof tegen het advies van de AG ingaat.
Niet voor consumptie
De AG legt de Richtlijn zo uit, dat wanneer een product of dier kan worden geacht in het algemeen en gewoonlijk bestemd te zijn voor de bereiding van levensmiddelen, het lage tarief van toepassing is, zonder dat voor elke transactie na hoeft worde gegaan of aan de bestemmingsvoorwaarde is voldaan. Dit betekent dat niet bij de geboorte hoeft vast te staan óf het dier bestemd is voor de slacht. De AG vindt dat paarden niet bestemd zijn voor consumptie, omdat paarden nagenoeg alleen gehouden worden als huisdier, dan wel bestemd zijn om deel te nemen aan wedstrijden. Dat sommige paarden uiteindelijk bij de slachterij terecht komen, doet daar niet aan af. Als het paard uiteindelijk aan de slachterij wordt verkocht, geldt daar wel het lage tarief voor.
Zowel Duitsland als Frankrijk hebben hun mening over deze procedure gegeven. Duitsland stelt dat het beginsel van btw-neutraliteit niet mag afhangen van wat de koper met het paard van plan is. Frankrijk blijft volhouden dat een paard gewoonlijk bestemd is voor menselijke consumptie. De AG verandert niet van mening en vindt dat de regeling ook geldt voor deze landen. Kortom, áls het Hof uiteindelijk beslist dat Nederland in strijd handelt met de Richtlijn, dan geldt dit ook voor Frankrijk én Duitsland. Het is en blijft echter een procedure tussen Nederland en de Commissie, en niet een procedure van Frankrijk of Duitsland. Óf Frankrijk en Duitsland hun regeling echt zullen gaan aanpassen moeten we afwachten. Er is immers een verschil tussen moeten en daadwerkelijk doen.
Dat het tarief van 6% naar 19% gaat, maakt dat de winstmarge op het paard 13% lager wordt. Het heeft ook enorme gevolgen voor de paardenfokkers, en de paardenhandelaren die de veehandelregeling toepassen. Om bij deze laatste te beginnen, de veehandelregeling vervalt dan zodat deze handelaren met directe ingang vol in de btw gaan vallen, met alle gevolgen van dien: aanpassing van de administratievoering, btw-aangiftes, factuureisen en ga zo maar door.
Landbouwvrijstelling
Voor paardenfokkers komt daar bovendien de landbouwvrijstelling in de inkomstenbelasting bij. De landbouwvrijstelling in de inkomstenbelasting voorziet in een onbelaste winst voor landbouwgrond. De Rechter in Nederland heeft bepaald dat er een koppeling bestaat tussen landbouwer in de omzetbelasting en landbouwer in de inkomstenbelasting. Ben je geen landbouwer in de omzetbelasting, dan ben je het ook niet in de inkomstenbelasting. Kortom, het verhogen van het btw-tarief van 6% naar 19% heeft tot gevolg, dat de landbouwregeling in de omzetbelasting niet meer geldt, waardoor de fokker in de inkomstenbelasting de vrijstelling verliest. Een redelijke fokker beschikt in het algemeen over veel weilanden, en daarmee potentieel veel latente boekwinst. Als deze nu in een keer belast gaat worden leidt dit tot een enorm drama. Een overgangsregeling op dit punt is niet te verwachten.
Mr. Kees Roest is fiscaal specialist paarden bij Govers Accountants en Adviseurs in Eindhoven.
Deze opinie verscheen woensdag 10 november 2010 in De Paardenkrant.
Dit geldt toch niet voor hobbyfokkers met maar een paar paarden, neem ik aan? Als je geen eigen grond, (landbouw)bedrijf of BTW-nummer hebt, en misschien maar 1 of 2 veulens per jaar fokt, hoef je bij verkoop ook geen BTW te berekenen.
De broodfokkers en -handelaren zullen dan misschien wel uitgedund worden, maar bij de échte liefhebbers zullen er nog steeds goede jonge paarden te koop blijven. Misschien wordt de gemiddelde kwaliteit dan zelfs wel beter doordat de commerciële vermeerderaars ermee stoppen en de gepassioneerde fokkers met kennis van zaken over blijven! Lijkt míj geen drama, integendeel!
In principe heeft frankrijk natuurlijk gelijk aan het eind is het paard bestemd voor de menselijke consumptie en daar eindigt het ook voor het merendeel van de paarden dus gewoon 6 % laten, dat moet de regering gewoon volhouden
Waar bemoeit het Europese hof zich eigenlijk mee
dit is een Nederlandse regeling
Het hof heeft volgens mij alleen recht van spreken
als alle wetten en regels in heel Europa gelijk zijn en dat is nog lang niet het geval
Ieder land heeft zijn eigen BTW tarieven Als ik in Duitsland een auto koop ben ik veel goedkoper uit dan in Nederland in de Zuid eruopese landen gaat men veel eerder met Pensioen, Nederland gewoon volhouden