Nederland loopt fors achter op België en Frankrijk bij het inzetten van de beste jonge concoursmerries en de voormalig(inter)nationale springpaardmerries voor de fokkerij. Dit terwijl niet alleen de Hendrix Competitie maar ook de internationale concoursvelden wekelijks aantonen tot welke successen dit leidt. Een mooi voorbeeld hiervan is de recent door het fenomeen Big Star gewonnen CSI 4 Grand Prix van Antwerpen. In een veld van 47 deelnemers starten vijf door Joris De Brabander gefokte ET-paarden. En de plaatsen 3 en 4 waren hierbij voor Derly Chin de Muze met Eric Lamaze en Diablesse de Muze met Joe Clee. Ook een eerste statistische analyse in de Hoefslag toont aan dat de via ET gefokte BWP-paarden tien tot twintig maal zo vaak op WBFSH-niveau presteren dan hun regulier gefokte collega’s.
Zeven procent
En natuurlijk komt dit niet door ET. Maar dankzij ET is het wel mogelijk om de beste merries, die wekelijks op concours (de enige plek waar dat echt kan) hun kwaliteiten bewijzen, tegelijkertijd efficiënt in te zetten voor de fokkerij. Voor de Nederlandse fokkerij is het van belang dat deze kennis uit België en Frankrijk snel doordringt tot de Nederlandse fokkers met de beste merries en de eigenaren van de meest talentvolle springpaarden. En dan niet alleen tot voorlopers zoals Stoeterij Duyselshof, Stal Hendrix, Allan Waldman, Mario Everse en Kees Klaver, want die weten dit al. Nu voert Nederland de WBFSH-fokkerijranking nog aan. Dit op basis van tien tot vijftien jaar geleden gefokte paarden. Destijds werden er in België en Frankrijk niet meer dan één procent ET-paarden geregistreerd net zoals nu in Nederland. Inmiddels ligt dit percentage in beide landen op zeven procent. Zou dit invloed hebben op hun en onze plek op de ranking in 2020?
Dus nogmaals: een springpaard fok je uit een springpaard en met een springpaard. En niet uit het zelf niet geteste achternichtje van een springpaard in combinatie met de kampioen van de keuring. Ik weet dat we nu nog allerlei voorbeelden kunnen noemen die het tegendeel lijken te bewijzen. Maar dan moet ik denken aan een hevige discussie uit het recente verleden. Toen de stroming die beweerde dat een echt goed paard zowel op het hoogste niveau moest kunnen springen als dressuur lopen dit ook met diverse voorbeelden kon onderbouwen. En dan zie ik ineens in gedachten Totilas onder Nick Skelton in Aken een parcours met hindernissen van 1.60 binnen galopperen en in de ring ernaast Big Star onder Edward Gal met mooie witte bandages tussen de hekjes verschijnen. En dan denk ik: zou dit 15 jaar geleden dan wel hebben gekund?
Bijdrage
De laatste discussie is, althans in Nederland, ondertussen volledig verstomd. En ik voorspel dat hetzelfde over een jaar of tien ook voor de discussie tussen voor- en tegenstanders van ET zal gelden. En dan lees ik de column van Bart van Gommeren waarin hij zegt dat een tweetal van de beste Grand Prix-merries van een aantal jaren geleden namelijk Loro Piana Havinia en Loro Piana Las Vegas zelf drachtig zijn van Andiamo. En dan denk ik: wat fijn dat deze merries nog een bijdrage kunnen leveren aan de vooruitgang van de fokkerij, maar wat jammer dat men die bijdrage niet groter laat zijn. En ja, ik weet ook wel: ET kost veel geld en het is crisis, maar als je de resultaten ervan ziet, is het dan ook duur? U mag het zeggen.
Drs. Marcel Hekerman is als dierenarts, gespecialiseerd in voortplanting en embryotransplantatie, verbonden aan het bedrijf ET Holland in Roggel.
Deze opinie verscheen vrijdag 15 juni 2012 in De Paardenkrant