Het opstellen van een goed ontwormingsplan is belangrijk voor elke paardeneigenaar en is ook het ideale moment om even stil te staan bij het anti-parasitair management van paarden. Om resistentievorming tegen te gaan zijn mestonderzoek en weidemanagement twee belangrijke zaken waar rekening mee gehouden moet worden bij het opstellen van een goed ontwormingsplan.
Volwassen paarden
Door mestonderzoek (tellen van de wormeitjes in de mest) kan bepaald worden tot welk type uitscheider een paard behoort: hoge, matige of lage uitscheider. Afhankelijk van de weersomstandigheden en de mate van weidegang kunnen paarden zich in het voorjaar besmetten met infectieuze larven van Cyathostominae.1 Een strategische ontworming in het voorjaar met moxidectine of ivermectine is aan te raden voor hoge en lage uitscheiders. Hierdoor blijft de infectiedruk op de weide laag en lopen de paarden gedurende het weideseizoen minder risico op het oplopen van een besmetting. Ideaal gezien wordt er eerst een mestonderzoek uitgevoerd om te bepalen of ontwormen nodig is.2,3 Hoge uitscheiders moeten vaker ontwormd worden dan lage uitscheiders.
Ontwormen van paarden is geen one-size-fits all aanpak.
Bij het opstellen van een ontwormingsschema moet er onder andere rekening gehouden worden met de leeftijd van de paarden en de individuele ei- uitscheiding.
Gezien de bedreiging die kleine strongyliden voor paarden vormen, bevelen dierenartsen die gespecialiseerd zijn in parasitologie aan om paarden ten minste één keer per jaar te ontwormen met een ontwormingsmiddel dat doeltreffend is tegen de ingekapselde larven van de kleine rode bloedworm.4,5,6,7. Het beste moment om deze ontworming toe te dienen is in de late herfst/begin winter (als de temperatuur lager is dan 5 graden).
Tevens is het najaar ook het beste moment om paarden te ontwormen tegen lintworm. Ontworming voor lintworm mag niet enkel gebaseerd zijn op mestonderzoek aangezien de eieren en geledingen niet continu worden uitgescheiden.
Jonge paarden
Jonge paarden (< 6 jaar) zijn steeds hoge uitscheiders en worden volgens hetzelfde schema ontwormd als hoge uitscheiders bij volwassen paarden.
Deze paarden lopen een sterk verhoogd risico op het ontwikkelen van winter Cyathostominose. Tussen november en maart kunnen er massaal ingekapselde larven vrijkomen uit de darmwand, dit kan resulteren in ernstige symptomen en zelfs sterfte.8 Ook voor deze groep paarden is het belangrijk dat ze in de herfst ontwormd worden met een product dat actief is tegen de ingekapselde larven van de kleine bloedwormen.
Mestonderzoek maakt deel uit van een wormbeheerprogramma.
Het beste moment voor een faecesonderzoek in het voorjaar is twee weken voor het opweiden. In de zomer kan er via een mestonderzoek gekeken worden of er bijkomend selectief ontwormd moet worden.
Veulens
Spoelwormen zijn de meest voorkomende wormen bij veulens en jaarlingen. Ze kunnen voor zeer ernstige problemen zorgen en zelfs dodelijk zijn. Paarden worden met spoelwormen besmet door het opnemen van de eitjes tijdens het grazen of in de stal. De eitjes ontwikkelen zich tot larven die via de darmwand naar de longen migreren. Deze larven worden opgehoest, weer ingeslikt en komen zo in de dunne darm terecht. In de dunne darm ontwikkelen de larven zich tot volwassen wormen.
Symptomen veroorzaakt door de migrerende larven zijn hoesten en neusuitvloei. De volwassen wormen in de dunne darm veroorzaken diarree, lusteloosheid en een doffe vacht. Als er veel volwassen wormen in de darmen zitten kan dit voor een verstopping zorgen die tot ernstige koliek of zelf een fatale darmbreuk kan leiden.
Het systematisch maandelijks ontwormen van veulens tot de leeftijd van zes maanden wordt niet meer ondersteund door de ESCCAP (groep van Europese specialisten parasitologie). Bij veulens wordt geadviseerd om 3 tot 4 strategische ontwormingen in het eerste levensjaar te geven.2 Uit recent onderzoek bleek dat veulens best ontwormd worden op de leeftijd van 2 én 5 maanden.9 Tussen de leeftijd van 6 en 9 maanden kan een mestonderzoek nuttig zijn om de infectiegraad voor kleine bloedwormen te bepalen. In de late herfst wordt het veulen ontwormd met een product dat ook werkt tegen kleine bloedwormen en lintworm. Spoelwormen kunnen jarenlang overleven in de omgeving. Tijdens de wintermaanden kan daarom het nodig zijn om de veulens die in een stal staan met een hoge infectiedruk bijkomend te ontwormen tegen spoelwormen.
Met behulp van mestonderzoek wordt een resultaat in EPG (Eggs Per Gram) bekomen. De aanwezigheid van volwassen rode bloedwormen kan aangetoond worden via de wormeitjes in de mest. De eitjes zijn alleen aanwezig wanneer er volwassen wormen in de darm aanwezig zijn die eitjes produceren. In de koude maanden ontwikkelen de larven zich bijna niet tot volwassen wormen. Een negatief mestonderzoek kan dus niet uitsluiten dat een paard besmet is met kleine rode bloedwormen.
Weidemanagement zorgt ervoor dat de infectiedruk op de weide verlaagt.
Dit vraagt extra inspanning van paardeneigenaren, maar is noodzakelijk om de resistentie tegen de wormmiddelen te vertragen.
Voor bloedwormen (strongyliden) kan er op basis van de EPG-waarde een onderscheid gemaakt worden tussen de hoge en lage uitscheiders. Voor zowel jonge als volwassen paarden is dit mogelijk met zowel individuele als groepsmonsters. Het nadeel van een groepsmonster is dat je bij een hoge EPG de hoge uitscheiders niet kan identificeren en zo gericht kan ontwormen. De ei-uitscheiding van een paard is stabiel als de omstandigheden waarin het wordt gehouden niet veranderen.
Op basis van de EPG in combinatie met het risicoprofiel van het individuele paard of groep paarden, wordt een inschatting gemaakt of ontwormen op dat moment nodig is.
Eieren van spoelwormen kunnen vanaf de leeftijd van 9-16 weken teruggevonden worden in de mest. Voor spoelwormen is het belangrijk om te weten dat het aantal eitjes in de mest slecht correleert met de ernst van de spoelwormbesmetting en de uitscheiding van dag tot dag kan variëren.10, 11
Weidemanagement bestaat onder andere uit:
- Twee keer per week de mest verwijderen uit de weide. Als paarden in een paddock staan dient de mest dagelijks verwijderd te worden.12, 13
- Reinigen van de stal. Eitjes van spoelwormen kunnen jarenlang in de stal overleven. Door het goed reinigen van de stal, het liefst met stoom, zal de infectiedruk sterk dalen. Er bestaan geen ontsmettingsmiddelen die de eitjes van spoelworm volledig afdoden.
- Herkauwers na de paarden de weide laten begrazen. De larven uit de wormen van paarden die ingeslikt worden kunnen zich bij deze dieren niet ontwikkelen tot volwassen wormen, waardoor de cyclus verbroken is.13
- Vermijden van overbegrazing zodat paarden niet gaan eten op de mestplaatsen waar de infectiedruk het hoogste is.
- Een weide gedurende een lange periode leeg laten zodat het besmettingsniveau ervan vermindert. Na één jaar leegstand is de besmetting met cyathostominae larven al sterk gedaald, na twee jaar zijn praktisch alle larven dood.13
Uw dierenarts is de aangewezen persoon om samen met u een ontwormschema op te stellen. Hij kan u advies geven over weidemanagement en over het inzetten van het juiste product op het juiste moment.
Podcast Horsetalks
Meer weten? Beluister onze podcast Horsetalks over ontwormen op Spotify Zoetis Nederland.
Referenties
- Nielsen, M.K., Kaplan, R.M., Thamsborg, S.M., Monrad, J., Olsen, S.N. Climatic influences on development and survival of free-living stages of equine strongyles: Implications for worm control strategies and managing anthelmintic resistance. Vet. J. 2007;174: 23-32.
- ESSCAP Richtlijnen, 2019
- Reid SWJ, Mair TS, Hillyer MH, Love S. Epidemiological risk factors associated with a diagnosis of clinical cyathostomiasis in the horse. Equine Vet J. 1995; 27:127–30.
- American Association of Equine Practitioners. Parasites control guidelines. 2016.
- Nielsen MK. Integrated parasite control – how to strike that balance. AAEP proceeding 2014
- Nielsen MK. Sustainable equine parasite control: Perspectives and research needs. Vet Parasitol 2012; 185: 32–44. http://www.haras-nationaux.fr/information/accueil-equipaedia/soins-et-prevention/prevention/vermifugation.html
- Reid SWJ, Mair TS, Hillyer MH, Love S. Epidemiological risk factors associated with a diagnosis of clinical cyathostomiasis in the horse. Equine Vet J. 1995; 27:127–30.
- Leathwick DM, Sauermann CW, Geurden T, Nielsen MK, Managing anthelmintic resistance in Parascaris spp.: A modelling exercise, Veterinary Parasitology 2017; 240: 75-81
- Nielsen MK. Evidence‐based considerations for control of Parascaris spp. infections in horses. Equine Vet Education. 2016; 28: 224‐231. doi.org/10.1111/eve.12536
- Clayton HM. Ascarids: Recent advances. Vet. Clinics N.A., Equine Practice 1986; 2 (2): 313‐328.
- Forteau L, Dumont B, Sallé G, Bigot G and Fleurance G. Horses grazing with cattle have reduced strongyle egg count due to the dilution effect and increased reliance on macrocyclic lactones in mixed farms. Animals 2020; 14 (5): 1076‐1082.
- Osterman‐Lind E, Hedberg Alm Y, Hassler H, Wilderoth H, Thorolfson H and Tydén E. Evaluation of strategies to reduce equine Strongyle infective larvae on pasture and study of larval migration and overwintering in a Nordic Climate. Animals 2022; 12 (22): 3093. DOI: 10.3390/ani12223093