
Naar aanleiding van een artikel op de site van het Nederlands Hippisch Kenniscentrum (NHK) waarin een verband wordt gelegd tussen het trainingsmanagement en het optreden van blessures bij paarden, ga ik hierop in. De uitkomsten van het onderzoek zijn nog niet definitief, maar drs. Carolien Munsters, promovendus bij de faculteit Diergeneeskunde in Utrecht, presenteerde de grote lijnen in mei op hogeschool Van Hall Larenstein in Wageningen.
‘Door je paard dagelijks te controleren op diverse gezondheidsparameters, hem te monitoren gedurende trainingen en hier gericht naar te handelen, kom je veel te weten over de optimale training en managementsituatie voor jouw paard en kun je preventief optreden om blessures te voorkomen’, aldus Munsters.
Amateurs en professionals
Het door Carolien Munsters genoemde beleid is vooral gericht op preventie. Op zich is dat heel goed en ben ik het daarmee eens. Blessures kunnen grotendeels voorkomen worden door goed management en door de training af te stellen op de leeftijd en het niveau van het paard. Bij alle takken van sport is een goed management broodnodig.
Voor zowel professional als amateur is het belangrijk om stil te staan bij goed management van zijn paard en zich daar bewust van te zijn. Of het ‘amateurpaard’ nu op M-niveau acteert, terwijl zijn leeftijdsgenoot onder een professional loopt op een hoger niveau in de sport; bij allebei is het juiste management belangrijk. Dat is voor ieder sportpaard gelijk.
Je ziet vooral dat wanneer de amateur de oefeningen niet goed beheerst, dit schade toebrengt aan een paard. Bijvoorbeeld: het paard heeft in de M1 niet meer kwaliteit om hogerop te komen, maar de ruiter wil dat wel. Dan moet de ruiter daar in berusten of een ander paard kopen dat wel die kwaliteiten heeft. Datzelfde geldt voor de springsport en military. Maar eerst moet die amateur bij zichzelf te rade gaan of hij de gevraagde oefeningen wel op de juiste manier voorbereidt en beheerst. Naast een goede dierenarts is de amateur sterk afhankelijk van een goede trainer of instructeur, die op meer dingen let dan alleen hoe het beeld van de getoonde oefening zou moeten zijn.
Het paard van tevoren testen op aanleg is niet zo makkelijk, want dan kom je in de klinische keuring terecht. En daarin moet het paard alleen ‘fit to compete’ zijn, maar dat zegt niets over zijn toekomstige kwaliteit in de desbetreffende tak van sport.
Te voorzichtig
Rug en peesblessures zijn van alle tijden. Toch werden deze blessures dertig tot veertig jaar geleden niet opgemerkt of kwamen ze minder voor. Paarden waren ook niet zo duur en als het misging, werd gewoon een nieuw exemplaar gekocht.
De rugblessures van tegenwoordig komen, behalve door trauma van buitenaf zoals vallen, uitglijden en vastliggen, vaak door een verkeerd zadel, verkeerd of scheef op het paard zitten, verkeerde training, verkeerde inwerking, oefeningen verkeerd uitvoeren of de verkeerde afstand naar de hindernis rijden. Hierdoor kan het dier crashen middenin de hindernis of moet het enorm rekken om erover te komen en verstuikt daarbij een kogel.
Botbreuken zie je niet zo veel. De paarden zijn tegenwoordig goed gevoed en staan goed op het beslag. Maar omdat ze kostbaar zijn, zijn de mensen er wel te voorzichtig mee: ze laten het paard te weinig paard zijn en verwennen het te veel. Op een concours als Aken zie je dat mensen uit Oost Europa vaak harder zijn voor hun paarden. Maar die paarden zijn ook veel harder! De natuurlijke selectie is beter. Die mensen gaan het meest natuurlijk met de paarden om. De paarden mankeren bijna nooit iets. Dat geeft toch te denken.
Papkindjes
In de fokkerij gaat veel geld om. Veulens worden koste wat kost in leven gehouden en voorzichtig grootgebracht. Vooral niet bij andere paarden in de paddock of in een groot weiland. Stel je voor dat het veulen zich blesseert. Maar het worden papkindjes. Jonge paarden zouden zowel in de zomer- als wintermaanden dag en nacht buiten moeten bivakkeren. ’s Winters desnoods in een loopstal.
Het te laat beleren van vijf- en zesjarige of zelfs oudere paarden is niet goed. Paarden zitten dan vaak al vastgeroest in hun lijf. Dat kan zich uiten zich in bijvoorbeeld scheefheid, wat weer blessures veroorzaakt. Ik vind dat een driejarig paard oud genoeg is om te worden beleerd. Maar je moet het paard dan niet intensief inzetten. Twee, soms drie keer per week lichte training is voldoende. Dravers en volbloeden worden met anderhalf al jaar beleerd. Voor rijpaarden is dat te vroeg, maar je kunt ze op die leeftijd wel al van alles leren: handmak maken, voetje geven, enzovoort.
Tenslotte is het goed om rekening te houden met het volgende: hengsten en ruinen moeten de tijd krijgen om sterk te worden. Zij zijn pas tussen de vijf en zes jaar uitgegroeid. Tot die tijd is het belangrijk hen dagelijks te observeren en de training daar op aan te passen. Dit is weer management waarmee je blessures kunt voorkomen.
Albert van Unen is erkend paardendierenarts bij Paardenkliniek Vinkega. Ook is hij teamveterinair voor het Nederlandse spring-, dressuur- en menteam sinds 1996.
Deze opinie verscheen woensdag 27 juli 2011 in De Paardenkrant