De ideeën om de hengstenselectie van het Oldenburger Verband aan te passen zijn innovatief en nieuw, maar ik weet niet of ze het gewenste effect hebben. Allereerst kan het zo zijn dat niet de paarden, maar de ruiters worden gekeurd. Waar blijft de natuurlijke aanleg van het paard als je ze gaat voorstellen onder het zadel op de keuring? Daarnaast is er de mogelijkheid dat er op naam van de ruiter wordt gekeurd. Ik zeg niet dat dit zo is, maar die kritiek moet je als hengstenkeuringscommissie zo veel mogelijk proberen te voorkomen. Al snel hoor je dat mensen denken dat meer naar de eigenaar en de ruiter, dan naar het paard wordt gekeken bij beoordelingen. Door een ruiter bij de hengstenkeuring te betrekken, werk je dat in de hand. Dat moet je niet willen als commissie.
Investeren
Een ander belangrijk punt waarom ik nog niet helemaal warmloop, is dat er veel meer geïnvesteerd moet worden door hengstenaanbieders, in veel gevallen nog de fokker. Deze moet de hengst optimaal presenteerbaar onder het zadel op de keuring voorstellen. Dat houdt in dat hij het paard eerst zadelmak moet laten maken – veel professionele ruiters doen daar niet aan – en wel minstens drie maanden in training zijn bij een professionele ruiter om het optimale in de aanleg naar boven te halen. Dat kost een hoop tijd en niet onbelangrijk: geld. Voor de grote hengstenopfokkers is het misschien mogelijk, omdat zij vaak alle faciliteiten om dieren te trainen bij huis hebben. Voor de meeste fokkers geldt dat niet. Zij zijn al een hele zak met geld kwijt voordat ze nog maar iets hebben bereikt met hun hengst.
Dat aanbieders niet zoveel willen uitgeven aan hun hengst kan er toe leiden dat hengsten bij minder getalenteerde ruiters worden gezet en daardoor niet optimaal worden gepresenteerd. Daarmee kom ik terug op het eerder genoemde punt: er wordt dan op de ruiter gekeurd. Dat kan ook in negatieve zin zijn.
Longeren
Een aantal jaar geleden voegde het Oldenburger stamboek het longeren toe aan de hengstenselectie. De hengsten worden zo’n tien minuten bijgezet gelongeerd en daar kan het publiek en de hengstenkeuringscommissie informatie uit halen. Ik denk dat het longeren net zoveel inzicht geeft in het kunnen van de hengsten, als rijden onder het zadel. Aan de longe kan ik ook zien hoe een paard loopt als hij nageeft en of hij kan aantreden van achter. Daarbij hebben sommige paarden op driejarige leeftijd nog niet de draagkracht om onder het zadel net zo te lopen als in vrijheid.
Daarbij kan iedere hengstenaanbieder het dier zelf voorbereiden op het longeren. Daarvoor hoeft het dier niet gestald te worden bij een professional. Dat verlaagt de drempel voor de keuring en zorgt ervoor dat aanbieders hun paarden niet om financiële redenen thuis houden.
Fundament
Als de veranderingen daadwerkelijk worden doorgezet, ben ik daar niet blij mee. Maar ik houd onze hengsten waarschijnlijk niet thuis. Ik ben niet in de positie om nu achterover te leunen en te gaan rentenieren. We moeten hengsten goedgekeurd krijgen om ze te laten dekken en geld te verdienen. We zullen er dus in meegaan. Ik denk ook niet dat het zo’n vaart zal lopen. Duitsland is altijd trots geweest op de vrijheden die de fokker werden geboden. Het Oldenburger stamboek, wil naast de keuring onder het zadel, ook naar een deklimiet voor hengsten die nog geen test hebben afgelegd. Dat zal ook niet snel gebeuren. De Duitse fokkerij is heel anders opgezet en ik denk niet dat je alles moet veranderen. Je moet ook wat van je fundament overhouden.
De testen in Duitsland zijn al flink veranderd het afgelopen jaar. Ze worden nu centraal gereguleerd door de FN en geven een betere indruk van de paarden. Dat lijkt me al een flinke stap in de goede richting en voorlopig genoeg verandering.
Björn van Kessel is hengstenhouder. Samen met Niels Bax runt hij hengstenhouderij ‘De IJzeren Man’ in Weert. Naast zijn activiteiten bij het KWPN biedt hij regelmatig hengsten aan op de Oldenburger hengstenkeuring.
Deze opinie verscheen vrijdag 15 juli 2011 in De Paardenkrant