Ga naar hoofdinhoud

Buiten-categorie

Niet licht zal ik vergeten hoe ik mij dertig jaar geleden over een afstand van 280 kilometer naar de CK in Vrouwenpolder spoedde om aldaar de tweede premie-dochters (en een enkele stermerrie) van de hengst Ursus te aanschouwen. ’s Ochtends om vier uur op om de filerijdende Duitsers richting Zeeuwse kust vóór te zijn, opdat ik maar niets miste van de ontwikkeling die de Nederlandse fokkerij doormaakte. De KI stond nog in de kinderschoenen, de fokkerij was nog heel regionaal bepaald en gebieden met weinig merries moesten het dus zonder vooraanstaande hengsten stellen. Toch mocht de CK van Zeeland niet op mijn rondgang langs alle KWPN-keuringen ontbreken.


Nog steeds ben ik bezeten van de fokkerij. Maar hoe anders is nu mijn beleving. Een schoft die een tikkeltje verder door mocht lopen, noteerde ik vroeger driftig in mijn catalogus en een jury die een ingestoken pijp over het hoofd zag, kon op mijn toorn rekenen. Nu talloze toppaarden lineair zijn gescoord en we zeker weten dat de rol van het exterieur zeer beperkt is, heb ik moeite om keuringen serieus te nemen. Ik zou een waardeloos jurylid zijn, want ik noteer nooit meer een arm bespierde hals of een steile schouder. Wel een weke koot of een gezonken lendenpartij.

Nog steeds sta ik ’s nachts om vier uur op. Maar dan om op concoursen de ontwikkelingen te volgen. De meest opvallende drong zich in Aken aan mij op. Daar diende zich een buiten-categorie springpaarden aan, een soort waar Holstein en KWPN samen een puntje aan kunnen zuigen. De Franse fokkerij, met nakomelingen van Quick Star en Baloubet, had daar toch echt meer pk’s aan boord. Met bloed en scherpte, en met de genetische betrouwbaarheid van de Almé-familie die in de hele wereld ongekend is.

Toch staat het Selle Français internationaal nauwelijks in de schijnwerpers, in tegenstelling tot KWPN, Holstein en de Belgische stamboeken. Maar in deze fase van de fokkerij gaat het niet meer om stamboeken en hun strategieën. Individuele fokkers en hun fokzuivere, dominante stammen, die geven de doorslag. Van oudsher bouwen sommige Franse fokkers met Anglo-Arabisch of draverbloed op de achtergrond en met vaderpaarden die zelf over vijfsterrenparcoursen wandelden aan lijnen die qua genetische betrouwbaarheid hun gelijke in de wereld niet kennen. Daar kunnen andere fokkers, uit andere fokgebieden, hun voordeel mee doen.

Leden van hengstenkeuringscommissies kunnen dat trouwens ook. Door op zoek te gaan naar dominante springstammen. En daarbij een gewoon exterieur voor lief te nemen.

Dirk Willem Rosie, hoofdredacteur
[email protected]

3 reacties op “Buiten-categorie

  • L.Dijkhoff

    Helaas,is met het Franse bloed ook de beenafwijkingen de fokkerij binnen gedrongen. Ik herinner me op de hengstenkeuring de krabbelaars van Almee maar al te goed er kon er geen een lopen. I k been van mening dat goed springen niet alleen een item moet zijn.Gezondheid moet voorop staan.

  • Marcel Hekerman

    Ik ben het grotendeels eens met Dirk Willem Rosie.
    Ook ben ik er in toenemende mate van overtuigd dat de aanleg voor Springen op topniveau veel erfelijker is dan huidige berekeningen (h2 van ongeveer 0,3)aangeven. Deze h2 wordt ( overigens zeer gedegen)naar analogie van de rundveefokkerij berekend als een “zoveel beter dan gemiddeld” index. En dat is niet waar de huidige markt en dus de fokkerij om vraagt. Die vraagt namelijk om een berekening op basis “percentage nakomelingen welke minimaal 1.40m kunnen lopen” vergelijking. Ik zie dan ook uit naar een h2 op deze basis. Niet als vervanging, maar als aanvulling. Een eerste kleine stap in deze richting heeft het KWPN ( onder druk?) dit jaar gemaakt door top prestaties zwaarder in te wegen. Meteen schiet dan een hengst als Libero omhoog. Zelf ben ik er voorstander van om beide erfelijkheden apart te berekenen en aan de fokkers en gebruikers ter beschikking te stellen.
    Kijkend naar de merries waar nog veel meer winst valt te behalen zijn er ook sterke aanwijzingen voor een veel hogere erfelijkheid van springen voor de topsport. Kijk maar eens naar het percentage internationale springpaarden uit de drie stammoeders van Joris de Brabander en vergelijk dit met het Gemiddelde. Het verschil is zo groot dat dit met zijn ( via ET ) verkregen aantallen volgens mij geen toeval kan zijn. Nakomelingen uit deze merries worden door kenners vaak ongeboren gekocht voor bedragen waar veruit de meeste veilingveulens niet in de buurt komen.

  • Marcel Hekerman

    Geachte heer Dijkhof,

    Natuurlijk is (top) sport zonder een goede gezondheid, en een mentaliteit van willen ondanks vermoeidheid of een pijntje niet mogelijk. Dit geld zowel voor mens als dier.
    Ik lees dit van afstand als dierenarts echter 10 keer liever af aan een langdurige carriere op topniveau dan aan de manier van draven als driejarige aan een touwtje in het zand. In dat laatste blinkt de alme nafok inderdaad niet uit. Maar behalve dat dit vrijwel geen enkele relatie heeft met gezondheid heeft het dat ook niet met springaanleg.
    Wat betreft het eerste dacht ik dat de Alme nafok met name via Jalisco-Quidam en via Galoubet- Baloubet/ Quick Star zowel wat betreft niveau als ook duur van hun carriere excelleert.
    En is niets mits mee om een foute zienswijze in deze achteraf te corrigeren. Volgens mij leid juist dat tot vooruitgang
    Ook ik dacht bij het zien van de eerste veulens van Baloubet dat ik er goed aan gedaan had niet bij deze hengst te dekken.En nu ben ik maar wat blij om nog over enkele van zijn laatste druppeltjes sperma van te kunnen beschikken.
    Een nakomeling uit een goede merrie van deze hengst kun je als fokker vlot verkopen voor dat deze aan touwtje kan draven.Geldt dit ook voor een spring gefokte prok merrie ie draaft voor een 9 en springt voor een 7 ?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.